MULTATULI



Saidjah’s zang

Ik weet niet waar ik sterven zal,
Ik heb de grote zee gezien aan de Zuidkust, toen ik
daar was met mijn vader, om zout te maken.
Als ik sterf op zee, en men werpt mijn lichaam in het
diepe water, zullen er haaien komen,
Ze zullen rondzwemmen om mijn lijk, en vragen: " Wie
van ons zal het lichaam verslinden, dat daar daalt in het water?"

Ik zal 't niet horen.

Ik weet niet waar ik sterven zal.
Ik heb het huis zien branden van Pa-Ansoe, dat hij
zelf had aangestoken omdat hij mata-glap was.
Als ik sterf in een brandend huis, zullen er gloeien-
de stukken hout neervallen op mijn lijk.
En buiten het huis zal er groot geroep zijn van men-
sen, die water werpen om het vuur te doden.

Ik zal 't niet horen.

Ik weet niet waar ik sterven zal.
Ik heb de kleine Si-Oenah zien vallen uit de klappa-
boom, toen hij een klappa plukte voor zijn moeder.
Als ik val uit een klappa-boom, zal ik neerliggen
aan de voet, in de struiken, als Si-Oenah.
Dan zal mijn moeder niet schreien, want zij is dood.
Maar anderen zullen roepen; " Zie, daar ligt Saidjah!"
met harde stem.

Ik zal 't niet horen.

Ik weet niet waar ik sterven zal.
Ik heb het lijk gezien van Pa-Lisoe, die gestorven
was van hoge ouderdom, want zijn haren waren wit.
Als ik sterf van ouderdom, met witte haren, zullen de
klaagvrouwen om mijn lijk staan.
En zij zullen misbaar maken als de klaagvrouwen bij
Pa-Lisoe's lijk.
En ook de kleinkinderen zullen schreien,
zeer luid.

Ik zal 't niet horen.

Ik weet niet wanneer ik sterven zal.
Ik heb velen gezien te Badoer, die gestorven waren.
Men kleedde hen in een wit kleed, en begroef hen in
de grond
Als ik sterf te Badoer, en men begraaft mij buiten
de dessa, oostwaarts tegen de heuvel, waar het gras
hoog is....
Dan zal Adinda daar voorbijgaan, en de rand van haar
sarong zal zachtjes voortschuiven langs het gras...

Ik zal het horen.


Als er niet langer vlinders


Als er niet langer vlinders zullen rondfladderen,

Als de sterren niet meer zullen schitteren,

Als de melati niet meer welriekend zal wezen,

Als er niet langer bedroefde harten zijn,

Noch wild gedierte in het woud ...

Als de zon verkeerd zal lopen,

En de maan vergeten wat oost en west is ...

Als dàn Adinda nog niet gekomen is,

Dan zal een engel met blinkende vleugelen

Neerdalen op aarde, om te zoeken wat daar achterbleef.

Dan zal mijn lijk hier liggen onder de ketapang ...

Mijn ziel is bitter bedroefd... Adinda !»



Het gebed van de onwetende
…..
Ik ken u niet, o God! Ik riep U aan, ik zocht,

Ik smeekte om antwoord, en Gij zweegt! Ik wou zo graag

Uw wil doen... niet uit vrees voor straf, uit hoop op loon,

Maar zoals 't kind den wil zijns vader doet... uit liefde!


Gij zweegt... en altijd zweegt Ge!

En ik dool rond, en hijg

Naar 't uur, waarop ik weten zal dat Gij bestaat...

Dan zal ik vragen: "Vader, waarom nu voor 't eerst

Uw kind getoond dat het een vader had,

En dat het niet alleen stond in de strijd,

Of waart Ge er zeker van, dat ik Uw wil zou doen

Ook zonder die te kennen? Dat ik, onbewust

Van uw bestaan, U dienen zou, zoals Ge wilt gediend?

Zou 't waar zijn?

Antwoord, Vader, als Ge daar zijt, antwoord !

Laat niet Uw kind vertwijflen, Vader! Blijf niet stom

Op 't bloedig afgeperst lama sabacthani !

Zo kermt de onwetende aan z'n zelfgekozen kruis,

En krimpt van pijn, en jammert dat hem dorst...

De wijze - hij die wel weet... wel God kent - bespot de dwaas,

En rijkt hem gal, en jubelt: "hoor, hij roept z'n vader!"

En prevelt: "dank, o Heer, dat ik niet ben als hij!"

En zingt 'n psalm: "welzalig hij die in der boze raad

Niet zit, en niet op 't vuile pad der zondaars gaat...


De wijze...sluipt ter-beurze, en sjachert integralen.


De vader zwijgt....o God, er is geen God!