CAMPERT, Remco



Te vroeg in het seizoen


Uitzieken

…..
Veel vertier was er niet, maar daarvoor was ik niet afgereisd naar het Spaanse eiland in de Atlantische Oceaan, misschien wel veertig jaar geleden, precies weet ik het niet meer. Het geheugen werkt met flarden, waarin voor datering geen plaats is. In Amsterdam was er een teveel aan vertier geweest, vooral nachtelijk. Van werken kwam niets. Elke dag werd ik laat in de middag wakker in mijn slonzige bed. Mijn schrijfmachine stond in een hoek, haar toetsen verlangend naar aanraking. Ik wierp er een schuldige blik op en haastte me naar buiten. Het was een koude maand en ik zocht de warmte van het café op. Daar waren de vrienden, daar was het altijd bal. Ik stortte me in de vergetelheid.

Op een dag besefte ik dat het zo niet langer kon. Ik hakte de gordiaanse knoop door die ik in mezelf had gelegd, en boekte voor een vlucht naar het eiland. Ik wilde eenzaam en alleen zijn, het liefst door de zon beschenen. In de opgezochte eenzaamheid zou ik mijn genezing vinden. Uitzieken moet je alleen doen. Ik nam wat kleren mee, waaronder mijn zwembroek, een paar boeken en mijn schrijfmachine. De schrijflust zou op dat eiland vanzelf terugkeren.

Het vliegtuig was niet vol. Na landing bracht een busje mij en een paar andere passagiers naar het hotel in het enige stadje. Het was laat in de avond en de straten waren verlaten. Ik betrok een kleine kamer en zette mijn schrijfmachine op een tafeltje voor het raam. Ik ontdekselde haar alvast en draaide er een velletje papier in. Het raam bood uitzicht, zag ik de volgende ochtend, op een in wolken verpakte berg. Ik keek uit het andere raam. De lucht was grijs en er waren weinig mensen op de been. Voor ik aan het werk ging, wilde ik eerst zwemmen. Echt warm was het niet, maar toch warm genoeg om een kortstondig verblijf in de Atlantische Oceaan toe te laten.

…..


Een liefde in Parijs

…..
Hij liep over de Suikerrui in Antwerpen in de richting van de havencafés aan de Schelde. Het was tien uur 's avonds, er woei een gemene wind door de straten die zo goed als verlaten waren. Ergens in dit door grijze wolken aangetaste deel van zijn geheugen moest zich Sascha van Munster ophouden.

…..
En opeens was je oud en wist je de verkeerde dingen en was het onmogelijk geworden terug te keren naar je onvolwassenheid toen je nog van niets wist. De werkelijkheid bood geen oplossing; alleen in het schrijven kon hij op zijn schreden terugkeren, opnieuw beginnen, fouten herstellen of voorkomen.

…..


Het leven is vurrukkulluk

…..
‘Ik heb Etta Zoon versierd’, zei Boelie. ‘Maar ik ben stom geweest. Ik heb gezegd dat ik van haar hou, want ik dacht dat het me anders niet zou lukken.’

‘En hou je van haar?’

‘Misschien nu wel, maar morgen waarschijnlijk niet meer.’

‘Zij waarschijnlijk ook niet.’

‘Ik weet het niet. Ze is erg serieus. Ik schijn haar maanden geleden eens gekust te hebben en dat wist ze nu nog.’

‘Dat is niet zo best.’

‘Wat moet ik nu doen? Ik bedoel, zal ik er mee doorgaan? Voor je het weet komen er scheidingen van en dan zit ik aan haar vast.’

‘Nou, en?’

‘Dat kan toch niet. Dat wil ik niet.’

‘Veel bidden maar.’

…..