HUFF, Philip
Dagen van gras
…..
Tom, moet je luisteren.
‘Nee, nee, leren kan zo ook nog. Want man, echt: dit moet ik je nu vertellen, voordat ik het kwijt ben. Ik geloof dat ik God begrepen heb.
‘Haha, nee, echt.
‘Waarom wij hier zijn en zo.
‘De schepping, ja. Ik bedoel, je vraagt je af: waarom? Nietwaar? Waarom al dat gedoe? Want: het is een hoop gedoe.
‘Nou, je bent God en je bent alles en je bent overal en buiten jou bestaat niets en dan opeens denk je: daar ga ik wat aan veranderen.
‘Inderdaad: waarom?
‘Nou stel je voor: jij bent alles. Dan ben je ook niets. Of: een verzameling die tot niets komt. Want als je licht wil zijn ben je ook donker. En wil je muziek zijn, dan ben je ook stilte. Als je het ene wilt zijn, ben je ook het andere. Dus eigenlijk ben je helemaal niet licht en donker, groot en klein: maar geen van beide. Niets. Doordat je alles bent, de hele tijd. Omdat je niet asymmetrisch bent. Je bent een oneindig kleine dichtheid van alles. En je komt tot niets.
‘maar als niets bent, echt niets, ben je dus ook geen god. Want god heeft aanbidders nodig. Mensen.
‘Dus omdat je, nee, omdat God – en dat is dus nu een naam voor dat alles – niets is, schept hij het heelal. Hij blaast zichzelf op, slijt zijn gelijkheden in ongelijkheden, en zo vult hij zijn kamers met duizenden universa en miljoenen sterren en zwarte gaten, met materie en antimaterie, met licht en met donker, en met hoog en laag. En uiteindelijk met jou en met mij.
…..
Niemand in de stad
…..
‘Sorry, time’s up’ Ze is al een meter van me vandaan.
‘No, no,’ zeg ik. ‘Wait. I have some money left.’
‘How much ?’ wil Eva weten.
Ik kijk in mijn portemonnee. Ik heb alleen nog maar euro’s.
‘Seventy euro,’ zeg ik.
‘That’s okay,’ zegt Eva. ‘You can pay me for two more songs with that.’
Zonder na te denken, geeff ik Eva het geld. Ze pakt haar jurkje op en houdt het tegen haar borsten aan.
‘Where are you going ?’ vraag ik.
‘I have to go back,’ zegt ze. ‘Bring the money. Or they will come and look.’
Ik wil wat zeggen, maar Eva staat al bij het gordijn.
I’ll be right back,’ zegt ze. (…..) Als ik het rode gordijn met mijn rechterhand opzij duw, sla ik met de rug van mijn hand tegen de borstkas van een grote vent. Hij heeft een onderkaak als een graafmachine,
…..
Haar gezicht is heel dichtbij nu. Ze heeft een onbeschaam geile blik in haar ogen.
‘Jij en ik dan ?’
Karen knikt. Haar mond verwelkomt me alse en warm huis in de winter. Ik trek haar onderlijf hard tegen me aan ; met mijn handen pak ik haar leren billen vast.
…..
En een geheim is een geheim, denk ik, doordat het niet uitkomt. Mensen bedriegen anderen niet door geheimen. Mensen bedriegen pas als de geheimen uitkomen en ze feiten worden. Tot die tijd is alles op het toneel zoals het is. En geheimen hoeven helemaal niet uit te komen. Ze kunnen in de coulissen worden afgehandeld. Zo simpel is het.
…..