DE LENTDECKER, Louis
Flor Grammens
……
Niet versagen: jaren is ze moedig en trouw geweest. Tot ze van verdriet en uitputting hem verliet, hem moest verlaten en, vergeten van teveel medestanders, discreet dood ging. Ze was moedig en trouw, ook toen ze na de bevrijding, omwille van Flor, zijn naam, zijn betekenis en zijn actie (zowel voor als tijdens de bezetting) hun huis in Oudergem in brand gestoken en vernield werd, hij gevangen zat of op de vlucht sloeg, zij alleen achter bleef met Mark. Moedig en trouw was ze toen ze om Flor honger leden, op de dool moesten, tot de bedelstaf veroordeeld waren. Méér dan hij heeft zij geleden van de wraakzucht en de haat van gewezen tegenstanders, van de jaloersheid, de angst, de lafheid, het verraad en de pietluttigheid van vroegere vrienden en van degenen die eens deelden in zijn triomf en zijn succes.
…..
….. schreef de krant (
De Standaard)
: "Zaterdagvoormiddag trok de h. Grammens met ladder, verfkiel, verfborstel en –pot door Edingens straten. Een paar moedige grenswachters bleven op korte afstand om gebeurlijk in te grijpen ….. Juist alsof het herschilderwerk der straatnaamborden was aanbesteed aan de leider der taalgrensactie begon deze rustig het voorbereidend werk van het blauw verven der borden in kwestie en ander officieel onwettelijk gedoe. Er werd wel eens vreemd opgekeken doch de meeste toeschouwers vonden het natuurlijk. Eindelijk, na netjes te hebben overgeverfd in de hoop er naderhand de tweetalige benamingen op aan te brengen, werd de h. Grammens door agent Coppens gesnapt op de Grote Markt te 11.30 uur en opgeleid naar het politiebureau, waar hij, alvorens binnen te gaan, met spoed de tijd vond een Frans bevel dood te verven in tegenwoordigheid van de agent die hem aanhield.”
…..
….auditeur Marc De Smedt, de meest gevaarlijke aanklager die de repressie ooit in een Belgisch uni form gestoken heeft. Als hij rekwireerde hoorde men de kogels van de executiepelotons al fluiten. Hij was het beeld van een gekwetst, gekrenkt, verontwaardigd, wraakroepend "België". Op zeker ogenblik vroeg hij 15 jaar tegen Grammens "omdat hij op de taalgrens alles deed om de Vlaams-Waalse tegenstellingen in de hand te werken, omdat hij de nationale instellingen en het vertrouwen in de koning en in 's lands wetten ondermijnde, omdat hij collaborateurs als taalinspecteurs benoemde en omdat hij contact had met de oud-activist en Duitse spion Paul Vrijdaghs". (Dat laatste is waar maar Grammens wist niet dat Vrijdaghs een Duitse spion was die hem trachtte te manipuleren-. De Smedt zei ook: "Grammens heeft het separatisme bevorderd en een demoraliserende invloed uitgeoefend. Voor een verrader als hij is een doodstraf niet te veel maar men moet rekening houden met de psychische stoornissen aan dewelke hij ontegensprekelijk onderhevig is. Daarom wil ik mild zijn en slechts vijftien jaar dwangarbeid vragen."
……
Tussen twee vuren
…..
(Victor)
Matthys antwoordde: ‘Tegenover de dood liegt men niet.’ Hij wist dat hij veroordeeld was, dat hij moest boeten en sterven voor al die misdaden, namens Rex en het Rexisme tijdens de oorlog gepleegd. Hij moest boeten voor Degrelle die gevlucht was. Meer dan anderen in Vlaanderen en Wallonië, bracht hij tijdens zijn proces het bewijs dat politieke, financiële, economische, culturele en religieuze figuren uit heel België bij het begin van de bezetting, én gedurende verschillende maanden, geloofden in de Duitse zege en in de noodzaak om te collaboreren. Het land moest immers verder leven.
…..
(Leo)
Vindevogel werd terechtgesteld als zoenoffer, als zondebok voor het geheel van het leed dat Ronse tijdens de bezetting te dragen had en waarvoor men geen schuldigen vond of wilde vinden. De deportatie van meer dan 200 personen, waarvoor – dixit Stévigny zelf – Vindevogel niet verantwoordelijk was, had in de stad veel beroering en verontwaardiging gewekt. Sommige weggevoerden zijn in de kampen overleden; anderen hadden verschrikkelijk te lijden. Hun ellende werd in de balans gegooid tegen Vindevogel.
…..
(Albert de Vleeschauwer:) ‘
Ik heb gezegd dat ik Frankrijk wilde verlaten om de strijd voort te zetten. Ik heb dat ook gedaan. Alleen Félicien Cattier steunde mij. De anderen niet. Toen ik Frankrijk verliet, was er geen sprake van een regering in Londen te vormen. Integendeel, toen ik in Londen arriveerde, kreeg ik een telegram van Pierlot, die mij beval naar Vichy terug te keren. Ik liet weten dat ik dat niet deed. (…) Romsée heb ik altijd beschouwd als een eerlijk mens en ik aanzie hem nog als dusdanig. In geweten verklaar ik dat Romsée geen verrader is, dat hij niet kan verraden. Nu houd ik dat nog staande.’
…..
(Edmond Van Dieren:)
‘Ik weet niet, heren van het militair hof, of gij als wij, flaminganten, nationalisten, kunt aanvoelen dat er een Vlaams volk is, een Vlaams volk dat er door de eeuwen heen geweest is, dat alle mogelijke staatsvormen heeft gekend doch steeds bleef wat het was. Men heeft met de Vlamingen gedaan wat de boer met zijn hond deed. Wanneer de hond de rovers weggejaagd had, greep de boer de hond weer vast en ketende hij hem. Tegen dergelijke behandeling moest reactie komen. Zelfs de kalme, onbaatzuchtige staatsminister Poullet reageerde in 1921 tijdens het congres van de Katholieke Vlaamse Landsbond te Hasselt. Van de gedane beloften, zei hij, die op voorhand met bloed betaald werden, is niets terecht gekomen. Niets, niets, niets! Wij zijn zeer verbitterd! Moest ik die woorden hebbenuitgesproken, men zou zeggen dat Van Dieren weer overdrijft….’
…..