MEINDERTS, Koos


Ik schrijf ze op

Ik schrijf ze op

met potlood en met pen,

de liever nog dan liefste

woorden die ik ken.

Ik schrijf ze op

met balpen en met stift,

de mooier nog dan mooiste

woorden in mijn schrift.

Ik schrijf het op

in rood en geel en blauw,

dat ik nog houer hou dan hou

van de allerjouste jou.



Het regent zonlicht

Het regent zonlicht

op de wereld

op het meisje in het gras

Hoor haar moeder

zingt een liedje

voor haar dochtertje van glas:

God behoed haar

voor de kraaien

en de allereerste kras,

voor de hobbels

en de kuilen

en het snijden in het gras.


De weg naar school

De weg naar school is vol gevaren,

om de hoek gaat het al mis,

want daar staat een hond te grommen

dat hij dol op kinderen is.

Eerst begint hij hard te blaffen,

dan laat hij zijn kaken zien.

Een valse bek vol scherpe tanden,

ik tel er zo een stuk of tien.

De weg naar school is vol gevaren,

na de hoek dan komt de straat

met die enge hoge huizen

waar het oude pakhuis staat.

Uit het pakhuis komen armen

die je wurgen tot je stikt

en al smeek je om genade,

je wordt gepakt en ingeblikt.

De weg naar school is vol gevaren,

na de straat dan komt de sloot

met het water dat kan praten

met de stem van Broertje Dood.

Eerst begint hij lief te smeken,

maar algauw dan wordt hij boos.

Dan verschijnt zijn bleke handje

in het water bij het kroos.

Het is maar elf minuten lopen

en als ik hard hol hooguit vijf.

Vijf minuten hardop hopen

hou die griezels van mijn lijf.

Vijf minuten en dan veilig?

Nee, op school begint het pas,

want de school is vol gevaren

met dat monster voor de klas.