VERSTEEGEN, Jos


Schimmenkermis

Voor meneer G.,
geboren in Bandung,
gestorven in Amsterdam

U had nog aanspraak aan de katten,
knokige boefjes van de nacht
die melk en maaltjes van u kregen.
U had zelfs aanspraak aan de buurt,
die horde boze geesten:
u schold en schimpte, want het kwaad
dient steeds vakkundig van het lijf geweerd.

De schemering, de val in uw portiek,
uw duister oog al haast gebroken.
Er was een zwerm van witte geesten om u heen,
zij droegen u en zij verhuisden u,
weg van de schimmenkermis van uw buurt.
De katten praten na, bij nacht.
Je hoort ze rouwen om hun melk, hun maaltjes.



Erfenissen 1


Het kastje met haar trouwservies,

de sofa en de oorfauteuil

zijn gisteravond van de wand

geschoven. Kranten op de vloer.

Een tafel, uitgerold behang,

de witte achterkant naar boven,

de lijm in waaiers uitgestreken.

En staande op het keukentrapje

reikt zij omhoog met nat en zwaar

papier vol roze veldboeketten.


Zij schuifelt naar de recreatie.

Zij krijgt penselen, waterverf

en donkerblauwe tekenvellen.

Er komt een meisje naast haar zitten,

maakt potloodschetsen van een plant

met ronde bloemen op drie stelen,

en zij kleurt in: geel, rood, oranje,

dat doorbloeit in je huis, nu nog,

tussen de spiegels en de foto's.