WEIJTS, Christiaan
Art. 285b
…..
Eindelijk actie: de deur rechts van de balie zwaaide open en onthulde een dikke agente, die een tikkeltje bezorgd de wachtruimte rondspeurde, als een kleuterjuffrouw die naar de wc was geweest en de puinhopen als gevolg van haar afwezigheid inspecteerde. Ze droeg geen uniform.
‘Ik neem aan dat u mij zoekt,’ zei een man.
‘Wat is uw naam?’
De man noemde zijn naam en stapte de rij uit. Alsof hij liever nog vandaag dan morgen onder de guillotine ging.
‘Nee, ik kom voor Steijn, de heer Steijn.’
‘Dat ben ik.’ Ik gunde haar de tijd om mij van kop tot teen te bekijken. ‘Sebastiaan Steijn.’ Zij stelde zich voor als Riek Oostra. Een vrouw! Een vrouw nota bene. Niets uit de brief had erop gewezen dat ik met
een vrouw
van doen zou hebben, en alle verklaringen en relativerende monologen die ik die nacht in mijn brein had geprefabriceerd, waren op een mannelijke verhoorder gericht geweest.
…..