GRUNBERG, Arnon



Tirza
…..
Ze was half ontkleed, niet ontkleed eigenlijk. En ik dacht: waarom op mijn eettafel? Een eettafel is een tafel waaraan je eet, zoals het woord al zegt. Je eet eraan. Ik dacht: Mohammed Atta, jij hebt mijn geld van me afgenomen, en nu neem je mijn dochter op mijn eettafel, op de eettafel die van mijn ouders ïs geweest. Goed, ze deden de laatste jaren van hun leven niet meer open, maar dat is een ander verhaal.'

De hand van het kind beweegt nu over zijn voorhoofd.

'Kaisa,' fluistert hij.'je hand is zo zacht. Zo zacht. Fijn is dat.' Hij denkt na. Een paar seconden, een minuut. 'Ja,' zegt hij, 'ze stond daar, Tirza, en ze zei: "Papa, wat doe je hier?" Niet boos, verbaasd. Misschien een beetje verbolgen dat ik daar stond. Ik had beter kunnen vragen: "Wat doen jullie hier? Dit is een eettafel. Onze eettafel. Wij gaan hier straks aan eten." Maar ik dacht vooral: wat is Tirza mooi, wat is ze lief. Wat heeft ze een lief gezichtje. En mooie ogen, en een goed karakter. Een zorgzaam karakter. Als peuter al was ze zo zorgzaam. Wij hoefden niet alleen op haar te passen, zij paste ook op ons. En ik dacht aan haar schoenen, aan haar eerste schoentjes, die ik voor haar heb gekocht. Ze waren zo klein, dat er drie, vier in één hand pasten. Ik heb ze bewaard, de eerste schoentjes van Tirza, ergens in de Van Eeghenstraat in een kast. En ik dacht: ze is de zonnekoningin, dat dacht ik, mijn zonnekoningin is ze, mijn allerliefste zonnekoningin. En toen pakte ik de pook en ik sloeg op haar hoofd. Ze zakte meteen in elkaar en ik sloeg nog een keer, toen ze al op de grond lag, en nog een keer, en terwijl ik dat deed bleef ik denken: ze is mijn zonnekoningin, ze is mijn allerliefste zonnekoningin. Ze is de zonnekoningin. En aan haar schoentjes dacht ik, haar allereerste schoentjes. Blauw waren ze, zonder veters, met klittenbandjes.

Hij voelt dat er een hand op zijn gezicht ligt, de warmte van het kind. die voelt hij ook nog, verder niet veel meer.

'Kaisa,' fluistert Hofmeester, 'jouw hand is zo fijn. Jouw hand... Nu weet je wie ik ben. Ik wist het zelf ook niet. Je weet niet wie je bent, tot je de controle verliest. Pas dan dringt het tot je door. En hij, die Atta, weet je wat hij deed? Hij rende weg. De held. Hij ging ervandoor. Ik vond hem in de keuken. Hij trilde, hij rilde. Hij was... hij was niets meer.

Een wrak. Niets. Geen mens. Helemaal niets.'

Hofmeesters mond is droog. Hij slikt een paar keer.

'Kaisa,' fluistert Hofmeester, 'Kaisa. Atta stond daar in mijn keuken, bij de deur, hij had niet eens de tijd genomen zich fatsoenlijk aan te kleden. En weet je wat hij zei? "Ik smeek u, meneer Hofmeester. Ik smeek u," dat zei hij. En pas op dat moment begreep ik dat ik de pook nog in mijn handen had. De pook van mijn ouders. En hij smeekte en jammerde. Heb ik gejammerd? Toen Mohammed Atta mijn geld afpakte, en mijn dochter? Ik heb nooit gejammerd. Ik deed een stap in zijn richting en op dat moment pakte ik mijn Stihl, die ik daar in de keuken had neergezet om te drogen. Mijn zaag. De hele dag had ik in de tuin gewerkt. Ik houd ervan om in de tuin te werken.
…..


Huid en haar

…..
Hij pakt Jonathans kleine rugzak aan en helpt het kind uit zijn jas. Hij geeft zijn zoon een kus, en dan nog een en vervolgens nog een derde kus, en ze kijken naar hem, allemaal. Dan hangt hij de jas en de rugzak van het kind op in de gang.

Zoals Jonas in de walvis is verdwenen, zo zou hij willen verdwijnen. Alsof hij er nooit is geweest.

…..