GERBRANDY, Piet
Open
…..
‘De lucht is van de wolken en de meeuwen.
Wij blijven aan de grond en halen adem.
De zee behoort aan vissen toe en wieren.
Wij koelen af in water dat ons wiegt.
Het vuur is van de stammen en de vlammen.
Wij warmen ons aan lijven die ontbinden.
Het land is van de aarde. Niet van ons.’
Uit logeren
In een strak opgemaakte kuil
zich aan het koude laken warmen,
herten grazend op het dek.
Voor ogen kwam een heks, ontvleesde
botten aan haar romp, van kirren
niet meer bij. Paniek.
Waarna men weer het enge grootje
beffen wou. En in de hoek
haar afgezette benen.