KROON, Dirk


Homo ludens

Ouder worden - het nam zo veel

jaren in beslag en elk seizoen

was wachten op wie je werd.

En wie je bleef, wie je gewoonweg

niet ontgroeide, zag geen kans

een onderkomen te verwerven.

Het kind waarvan je telkens

zwijgend afstand nam, bleef stil

in vreemde lege kamers achter.

Het waart nog rond in onvoltooid

verleden tijd. Naar het heden

nooit verlost zoekt het vergeefs,
mist het voorgoed een speelgenoot.


Volle leegte

De lachende gezichten

van verloren vrienden,

de zachtheid en de warmte

van ooit toegenegen vrouwen –

je weet niet goed

wat je ervan moet zeggen,

je draagt ten slotte

elke uitgestorven wereld

zwijgend met je mee.


Dilemma

Zou het meestal wel zo gaan,

dat je zonder goede reden

mensen die je vrij goed kende

nauwelijks of niet meer ziet?


Zouden anderen hetzelfde doen,

niets meer van zich laten horen

en dat doorgaans zonder spijt?

Zou het een gewoonte worden,

alleen maar aan hen terug te denken?

Zou je dit ten diepste wel zo willen?


VRIJDAG DE DERTIENDE


Een buitenschilder struikelt juist

wanneer hij van zijn laatste trede stapt

en heeft geluk, zijn houding nog te kunnen redden

voor de bijna wrede mooie vrouw die denkt

dat hij de ladder inschuift en verplaatst.

Zij is alweer voorbij en kijkt niet om op het moment

dat het gevaarte schrijlings uit zijn handen schiet.

Zij hoort immers geen klap, omdat de ladder

neerkomt op de rug van kat met zwarte vacht

die er weer eens onderdoor moest om het lot te tarten.