GEERDS, Koos

Asielzoekers

We waren ver van huis.

Loop wat door, zei je zachtjes,

kijk niet zo achterom,

het zit ons niet op de hielen.

Maar wat zijn dat dan voor stemmen,

vroeg ik, en wat flikkert daarginds,

dat zijn toch tekenen

die niet bedriegen?

Het komt niet deze kant op, zei je,

dit is het goede pad en verder

hebben we toch altijd onze papieren?

We glimlachten naar elkaar,

verontschuldigend, geruststellend,

klappertandend van doodsangst.