AUDENAERD, Ingo


Vrij naar Hooglied 4, 1-7

dit licht als uit een hart

mij in de tijd geschonken

en deemoed voor het gras

de andere gedachten

als zachte groene wind

in 't hoekje van de zon

nog ochtendfris je lach

waarmee jij raakt en uren

worden stil en stiller reikt

jouw hart naar ’t mijne

de nacht is lang en diep

als zwijgen na 't gesprek

kom jij tot mij, begraaft

de zwaarden van de strijd

verkwikt mij met jouw tranen

- niet de mijne --, spelt

mijn naam in blije vreugde;

en zachter als de nacht

jouw schoot, niets neemt

de dag dit stil geluk

hoe helder stroomt je ziel

tot 't lachend bonte, straalt

en 't middaguur wordt lied

verwarmt 't koude in 't genot

van deze ogenblikken samen

als neveldruppels in de uren

waarin het zuchten luider

en wij in liefde wonen