PAPENHOVE, Fred
Beginnende vogelaars
we nemen in het bos onze positie
in met verrekijkers binnen handbereik
vouwen nu en dan de handen alsof we in
gebed gaan wat niet klopt in elk geval niet
in dit gedicht
mompelen ekster merel mus koolmees alle begin
is moeilijk
als ’t onverwachts stortregent besluiten we
om weeronline.nl nooit meer te raadplegen, met hun
‘nul procent neerslag vandaag’
Pas op voor het geheugen
Dat dof rollende geluid van koerende duiven in
de zomermorgen.
Daar is de uitbouw waar hij vroeger sliep,
met uitzicht op de binnenplaats.
Gelijktijdig hoort hij weer het ruisen van de bomen,
het krolse miauwen van katten, en boven dit alles uit
de verliefde doffers,
Vader (dood) schreeuwt bevelen tegen de honden,
moeder (overleden) maalt - voor de zoveelste keer - koffie.
Snel sluit hij de ramen van zijn huis.
En weg is dat dof rollende geluid.
Rechte paden doen ons niets
Rechte paden doen ons niets, we zetten onze tanden in de chaos,
beklimmen
wirwarweggetjes
krabben ons vel, verheugen ons op wat komen gaat: kijk, in de verte ligt
de stad.
tijdens het lopen kraken onze botten, de zon neemt afscheid, de nacht
keert weer
we drinken koffie uit onze thermoskan, slapen in een tuinschuur.