DE SWAEN, Michiel


De gecroonde Leersse

…...
Wat klaagt gij, heer van Heel, wat doet gij Holland treuren,

omdat een wilde Zwaan zijn kust verlaten heeft?

De Zwaan, met meerder recht, tot rouwe zich begeeft,

nu een zo zoet verblijf niet meer hem mag gebeuren.

O Holland! Vreedzaam land, waarin de vrijheid leeft,

wat zocht ik die vergeefs bij uw nageburen,

waar Frans en Castiliaan de rust en vrede schuren,

waar ’t hoofd der burgerij voor vreemde heren beeft?

O! Had ik, lieve land, in uw begrijp gebleven

Hoe vrolijk werd mijn stem tot zingen voortgedreven,

Of aan de Rottestroom, of midden op de Maas!

Nu leef ik in een oord, waar vreugde is uitgeweken:

mijn spijs is bittre gal, mijn zang: helaas, helaas!
Och! Och! waar heb ik mij, misleide Zwaan, versteken!’


(bewerking: Z. DE MEESTER)
…..


De zedighe doot van Carel den Vijfden

…..

KEYSER

Dees ed'le heusheyt, en dit nederigh mistrouwen

Verstercken mijn besluyt u heden voorgehouwen,

En doen my hopen, dat ghy in voorsienigheyt

Ver overtreffen sult uws vaders achtbaerheyt:

Ten onrecht seght ghy u tot heerschen onervaeren,

Ick acht u niet min rijp in oordeel dan in jaeren;

En denckt ghy, dat u tot bestieringh iet ontbreeckt?

Let neerstigh, o mijn soon, hoe u mijn voorbeelt spreeckt;

Hier in moet ghy vooral nauwkeurighlijck bemercken,

Het insicht van mijn hert, het eynde van mijn wercken,

Dat stadigh mijne ziel tot plicht heeft voort geset

Den welvaert van den staet, den steun van sheeren wet:

Prins, in dat voorbeelt moet ghy tot naervolgingh lesen

Niet wat ick heden ben, maer wat ick plagh te wesen.

Nu buyght mijn heerlijckheyt met mijne leden om,

Mijn achtbaerheyt vervalt met mijnen ouderdom;

En 't bevende gestel van mijn verswackte leden

Sleypt achter sigh mijn geest al swijm'lend nae beneden:

Mijn herssens zijn beswaert; mijn heugenis verkort;

Mijn oordeel wanckelbaer; mijn krachten uytgestort;

En onder 't wichtigh vleys mijn ziele soo besweken,

Dat sy niet liever hoort dan van haer uytganck spreken.

O jeught! hoe zijt ghy soo vervallen en vergaen?

O ouderdom! hoe swaer, hoe lastigh komt ghy aen!

Hoe druckt, hoe praemt gy 't hooft van een gekroonden grijsen,

Die slechts den naem alleen kan van sijn grootheyt wijsen,

En eene schim vertooght voor eenen opperheer!

O sone! spreeckt ghy my noch van gesagh en eer,

En wilt ghy dit geraemt (dat sigh ter noot kan dragen)

Noch doen het swaerste rijck des werelts onderschragen?

…...

EGMONT

Prins, uw besluyt gaet vast; wy hebben 't reeds voorseyt:

Ik merk maer al te wel, waer die hoogmoedigheyt,

En ergwaen hene wil: de Castiliaensche zeden

Syn niet versamelyk met ons gemeensaemheden.

Wat ongeluk voor ons gerustigh Nederlant,

Dat onsen vorst Philips syn prinsselycke hant

Verbondt aen d'erfgenaem van 't Arragons vermogen!

Ach! zedert desen bant is onse macht geboogen,

Ons heerlykheyt verneert, ons vryheyt onderdrukt:

Uyt dees versamingh, die hem scheen soo wel gelukt,

En staet ons niet, dan ramp en onheyl te verwachten.

Ons adel, die in roem van daden en geslachten

In gheel het kristenrijk aen geene wijcken moet,

Gelykt geen achtingh weirt by dit half moorsche bloet.

Carel, waere spruyt van soo veel dappre helden,

Hoe pynlyk valt het ons uw groote deught te melden,

Te dencken op 't soet jock, van uwe heerschappy,

Terwijl ons nakend' is soo swaere slavernij!

O waeren vader, van uw trouwige ondersaten,

Wat dreygt ons swarigheyt moet gy de kroon verlaten!

…..


Jesus Leven en Dood


…..
Het christen leven is verzuchten, waken, strijden,

Het christen leven is versterven, vasten, lijden,

Gedurig in de weer, gedurig op de wacht,

Nooit rusten, altijd zijn gewapend, dag en nacht.

…..