BREEMAN, Martijn
Toen ik je graf bezocht
Ik heb, toen ik je graf bezocht,
een merel horen zingen.
Het stemde mij melancholiek;
zijn wijsje klonk als filmmuziek
bij mijn herinneringen.
Ik heb, toen ik je graf bezocht,
de bloemen op zien komen.
Ze braken in de lente door
en vormden zo een prachtdecor
voor mijn vervlogen dromen.
En ook al klinkt de merel niet zo mooi meer als te voren
– zijn wijsje is in mijn bestaan soms net een valse noot –
al hebben alle bloemen toch iets van hun glans verloren;
ze tonen dat er leven is, een leven na jouw dood.
Ik heb, toen ik je graf bezocht,
de wereld horen zeggen,
dat toch het leven verder gaat
en dat ik – ook al ben ik kwaad –
mij daar bij neer moet leggen.