VAN IEPENDAAL, Willem
Dikke Dinges R.I.P.
Dikke Dinges was verscheiden,
in zijn Heer en litjemaux,
de professor kwam en zeide:
`Hum, Hum, Hum, ...' en liet het zo.
Doodkist werd besteld, gemeten,
afgebiest met plint en lat.
die, met zillever besmeten,
krap, fataal en poenig zat.
Zeven bidders wiegewankten
in d'r grafgezanten vlijt
met de kostbaar ingeplankte
vieze dikke dooiigheid.
Van de traphal naar de wagen,
van de wagen naar het graf ...
trapten in plechtstatig dragen
voormans hak en hielen af.
Heel de Dingespermetasie
vormde om de kuil een O,
dominee hield predekasie
over Christenheil en zo,
over dood en over leven,
zo kortstondig als het gras;
treurend snoten al de neven,
om de duur van het gewas.
Hier ligt in z'n Heer ontslapen
(ogen toe en zonder weet)
de geliefde, zeer rechtschapen
makelaar in kinderleed.
Spekulant in graan en krotten,
zwaar geschut en mensenwee.
God z'n ziel! ... Het graf z'n botten!
Dikke Dinges R.I.P.