SMEKEN, Jan
d'Wonder van claren ijse en snee
…..
Beminde vrienden, als de dood komt,
Moet al smelten, vergaan als assen;
't En helpt gedanst, gespeeld, gemomd,
Wijsheid, rijkheid noch sterke harnassen;
Alle ijs en sneeuw worden grote plassen,
De dooi brengt al te kwiste;
Hoe wij 't wringen, wrijven, wassen,
De dood smelt ons met een miste.
Hoe sterk ijs dat men nooit vond
Het moet smelten en water werden.
Zo worden wij asse door de dood met liste,
Hoe sterk, hoe stijf, dat wij hier terden.
De dooi en kan niemand weerstaan!
Niet en baat Sampson zijn kracht;
Hercules en Charon zijn vergaan
Aristoteles en zijn boel zijn versmacht,
De olifant en Pluto vielen in die gracht,
Mars en zijn kasteel zijn verdronken,
David en Bersabe zijn t'onderbracht,
De zeeridder en de meerminne verzonken;
De wildeman en heeft er niet gestonken,
De Sagittarius viel ook al in twee
Zodra de belleman had geklonken;
Hij duwd ze 't metter dooien al in 't zee.
…..
(bewerking: Z. DE MEESTER)