HANDTPOORTER, Fernand


Galilei


De negen sferen waar mijn wereld uit bestaat

de zingende gewelven en de ether,

er is iets gaande in dit heelal, men wil

de aarde uit het centrum rukken.


Het jaar zal dan geen jaar meer zijn, het licht

zal niet meer met zijn schaduw stroken,

ja zelfs mijn hart wordt uit zijn koers gelicht

en ligt versplinterd en zijn as gebroken.


En jij om mij mijn lief als dingen van een ander,

je rug lag als een bergrug mij ten onder,

wordt dit nu dal en bedding en verval?


Ik wil dat dwaas geluk van mij beveiligen

Met hulp desnoods van paus en heiligen:

De galg staat klaar, de vuren branden al.


Sonnet

Het hert dat sterft met hagel in zijn lijf,

de honden die met zwerende ogen zwerven,

de kat die wordt gespijkerd op een rijf,

de apen die in warenhuizen sterven,

de ratten en de merels en de mol

en de insecten die niet mogen leven,

de frële jachtluipaard betaalt zijn tol,

men zal de stier zijn trage doodsteek geven.

De ganzen op de aarde vastgeprikt,

het proefkonijn om ’s mensenwil gestikt

en het verdriet van runderen en schapen,

van paarden in de mijn, van muizen op de maan,

van lijsters die verblind het net ingaan,

van kinderen die men uit puin moet rapen.