WIEG, Rogi
Ja
Niets te maken met wie ik tien jaar
geleden was, ik heb me nu. 'Toen, toen',
sinds die tijd ben ik mijzelf zoveel een ander
dat ik misschien leef voor Judith. Ja.
Een dichter die gekkenhuizen kent, de bajes,
handboeien, isoleer; ik lijk wel een verdoemde
dichter. Had een vak geleerd. 'Had, had',
sinds die tijd is mijzelf zoveel een ander.
Het dorre gras, de enige bloem in het veld
is donker met rode randen, als
een uitgehuild oog, donker als de nacht
waarop Judith voor altijd plaatsnam
in het 'ik' van mijzelf, donker als de inkt
van een vergelijking, terwijl niets met niets
valt te vergelijken.
Niets te maken met wie ik tien jaar
geleden was, laat het vergelijken, zoek
geen metafoor voor een cel waarvan
men de deur dichtslaat. En vraag ook
nooit hoe het kan dat IK binnen zit.
Want het zij zo, en het is zo, en zo is het. Ja.
In de ochtend
Verwondering over de matte lichtval
van deze ochtend, vol kersen en kleine regen.
Aangekleed, gekamd, maar wat ik doen zal
is mij nog niet gezegd. Dan zacht bewegen;
muziek die neerdaalt uit een instrument
waarop ik lang geleden heb gespeeld.
De klank verstoort mijn evenwicht. Het is mij onbekend
wat men hier speelt, de compositie lijkt verdeeld
in toen en nu; mijn vingervlugheid is gelijk.
De vleugel glanst, haar draagkracht even sterk,
zoals de lichte Arabesque die ik ontwijk
als ik mij tot herinnering beperk.
Zie, mijn vader prijst mijn spel,
geeft richtlijnen, streelt nu mijn moeders hand.
Tijd valt uit elkaar in onverdragelijk getel.
In alle dingen
Nu dan, die verschrikte vogel in je handpalm
is maar lijnenspel, want uit je huid
vloog niets meer op, zo was mijn verveling: kalm
verwachten hoe het middag werd. Hoe je niets besluit,
ook niet dat je slapen wilt, of dichter bij
mijn lichaam wilt. En zoals je zei de middag
viel; alleen wat helder ogenlicht. Geef mij
dit terug, een tijd die zonder angstval in mij lag.
Er komt weer regen over de rivier, koude
stedenlucht. Men leeft, beweging is alom
en verder gaan de dingen weer als lang geleden.
Je weet, ik ben een beetje angstig voor
mijn leven. Ik denk steeds vaker dat de som
van alles zinvol is. Misschien om wat wij deden.