BOON, Jeanneke



Memoires
…..
De volgende dag, donderdag 10 mei 1979, moesten we vroeg uit de veren. Ik had om half negen een afspraak bij mijn kapster. De dag daarop waren we immers uitgenodigd op de Zweedse ambassade, wellicht in verband met de Nobelprijs. Toen ik vertrok, zei Louis: ‘Laat je eens mooi maken, kijk niet op de kosten, want morgen kan het voor ons een grote dag zijn.’ En toen ik bij de deur stond, zei hij plots: ‘Weet dat ik een slecht karakter heb. Ik heb dat van mijn moeder. Met mij zou geen enkele andere vrouw het hebben uitgehouden. Ik zal je eeuwig dankbaar zijn.’ Dat zijn de laatste woorden die ik van hem heb gehoord. Ik nam geen sleutel mee en zei tegen Louis dat hij de deur moest sluiten opdat hij niet gestoord zou worden.


Het was tien uur toen ik bij de kapster buiten stapte, en op weg naar huis had ik een voorgevoel dat er iets was gebeurd. Ik dacht voortdurend aan de laatste woorden van Louis en zat te daveren achter het stuur van mijn auto. Thuisgekomen, klopte ik aan, rammelde met de klink, maar Louis kwam niet opendoen. Ik ben dan langs de zijkant van het huis naar zijn werkkamer gelopen en zag hem op de grond liggen. Eerst dacht ik dat hij misschien wat te veel had gedronken en gevallen was, ik bonkte op de ruit, maar hij reageerde niet. Ik heb toen een grote asbak genomen, die buiten op het terras stond, en heb er het raam mee ingeslagen. Al jankend ben ik binnen gekropen. Ik nam Louis vast, ik riep tegen hem, maar hij was dood.

…..