KOELEWIJN, Peter


Als ik God was / KL 204

De snelweg Utrecht-Amsterdam

rij ik op bij Vinkeveen

Niet meer dan 1 Caballero verder

De afslag Schiphol/Amstelveen


Ik neem de bocht daarna te scherp

Er valt wat as op je rok en je kijkt naar mij

Ik zet de radio zacht maar ik weet niets meer

Van alles wat ik net nog in mezelf zei


Denk jij dit moment hetzelfde

Maar om terug te gaan gingen wij te ver

Je geeft me vuur voor een nieuwe Caballero

En in de verte stijgt een jet van Martinair


Oh, wat hou ik van jou denk ik in de hal

De hele wereld is daar waar wij tussen staan

Maar een stem zegt "willen alle passagiers

Voor de KL204 naar de uitgang gaan"


Als ik God was

En die zilveren vogel vloog voorbij

Samen met jou ver weg van mij

Als ik God was

Als ik God was

Dan plukte mijn hand 'm uit de lucht

En ik bracht jou weer bij mij terug

Als ik God was, oh

Maar tien kilometer hoog in je vliegmachien

Kun je mij, al zou je willen, niet eens meer zien


Je zegt nog zacht "ik schrijf je wel

Als alles wat bezonken is"

En ik knik alleen okee

Maar weet dat ik je nu al veel te erg mis


Dan ga je door de pascontrole

Je kijkt nog even om en je zwaait naar mij

Ik glimlach maar iets sterft in mij

Want ik weet ook nou is het echt voorbij


Ik staar uit het raam van het restaurant

En zie Schiphol in de nacht

Op een landingsbaan knippert fel een licht

Daar wordt een El-Al binnengebracht


De koffie is heet en bitter

Een stewardess lacht en dan klinkt hol

De laatste oproep voor de passagiers

Van de KL204, oh ik haat Schiphol


Want als ik God was

…..

De snelweg Utrecht-Amsterdam rij ik af bij Vinkeveen

Er zijn een stuk of wat clubs in Hilversum

En daar ga ik dan maar heen


De sprong in het duister

Een koude morgen, kwart over twee
En in een bed vecht een vrouw hard voor haar baby
Het is haar eerste en elke wee
Snijdt door haar heen maar ze denkt slechts aan haar baby
Zij houdt de spijlen krampachtig vast
Dan een zacht huilen, de moeder lacht en luistert
Het kind is daar voor de eerste sprong in het duister

Een maandagmorgen, vijf over acht
Hij ziet het schoolplein en voelt z'n knieën knikken
De eerste schooldag en hij zegt zacht
"Ik wil naar huis", maar moeder hoort niets van zijn snikken
Want hij's al zes, de baas over vriendjes
Het echte schoffie maar diep in zijn hartje huist er
Paniek en angst voor die grote sprong in het duister

Zomaar een morgen, kwart over acht
Ze is net achttien en zij gaat 't hun vertellen
Zij wil 't huis uit want buiten wacht
De wereld en zij kan het zonder thuis ook stellen
Er komt verzet en haar moeder huilt nog
Maar vader weet al dat zij toch niet naar hem luistert
Een beetje bang waagt zij dan de sprong in het duister

Een mooie morgen, kwart over tien
Hij in het grijs en zij in een wolk van tule
Zo vele vrienden kwamen hen zien
Zij kregen alles van fonduestel tot pendule
Er werden tranen weggeveegd
Op het moment dat het ja-woord werd gefluisterd
De dag was mooi voor een nieuwe sprong in het duister

Een wintermorgen, kwart over elf
En in de verte luiden zwaar de bronzen klokken
En ieder staat daar in zichzelf
De zwarte aarde wordt al wit onder de sneeuwvlokken
Het is een afscheid voor altijd en
De wind beroert de hoge bomen en dan ruist er
Iets als een groet bij de laatste sprong in het duister


Je wordt ouder papa

Je wordt ouder papa

Je kent ze wel, want je kent mij ook

In de dertig en één en al lach

Zo een die denkt dat ´ie alles kan

En vooral dat ´ie alles mag


Maar mijn zoon van acht noemt mij al

Bij zijn vrienden mijn ouwe heer

Soms daag ik ´m uit voor een pingpong spel

En dat win ik nog elke keer

Maar het kost hem weinig moeite

Maar mij steeds meer:


Je wordt ouder papa, geef ´t maar toe

Je wilt er alles aan doen, maar je weet niet hoe

Je wordt ouder pappa, je wordt ouder pappa

Je wordt ouder pappa, geef ´t maar toe

Je bent nog snel maar ook eerder moe

Je wordt ouder pappa, je wordt ouder pappa


Ik weet ook wel ik ben een ouwe zak

Voor zo´n jochie van een jaar of acht

Die na een lange reis alleen aan je vraagt

wat heb je voor me meegebracht ? 


Maar ik tel wel mee in het café

Want daar swing ik nog als een trein

Net als de rest, die net als ik,

Geen twintig meer kan zijn

Daar zijn de dorst en de babbels groot

Maar de daden klein



Kom uit de bedstee mijn liefste (naar een liedje van Eric ANDERSEN)


Kom uit de bedstee mijn liefste

Weet je niet je bent al veel te laat

Het hele dorp is al komen kijken

Naar de bruidegom die in zijn hemdje staat


Kom uit de bedstee mijn liefste

’t is vandaag toch onze huwelijksdag

De koster luid al uren lang de klokken

Hij zweet zich rot en de kippen zijn van slag


De kerk zit al een tijdje vol familie

De orgelist die speelt zijn vingers blauw

De kachel van de kerk is ook bezweken

En ieder zit te barsten van de kou


De misdienaartjes worden zo ballorig

Ik zag er eentje met een pijl en boog

Ze speelden indiaantje op de kansel

En je moeder kreeg een pijltje in der oog


Kom uit de bedstee mijn liefste

De hele zaak loopt vreselijk uit de hand

Voor een tientje gaven de getuigen

Een interviewtje aan de ochtendkrant


De taxi-jongens wilden geld van vader

Ze gingen want de bruid kwam niet in zicht

Uiteindelijk is alles nog geregeld

Alleen zit vaders rechteroog nu dicht


De koster zei heel hijgend onder 't luiden

Waar blijft ze nou zo gaat toch alles mis

De zaak moet rond zijn over tien minuten

Want buiten wacht weer een begrafenis


Kom uit de bedstee mijn liefste

We hebben nu al lang genoeg gewacht

Er komt nog tijd genoeg om uit te slapen

Want na vandaag komt er een lange nacht