BRAKMAN, Willem



De weg naar huis

…..
Die andere jongens, dat was altijd wel het punt waarbij zijn schaamte ontstond, hij kon zich eenvoudig ook niet voorstellen dat de zwetende, stampende en hijgende voetballers aan zoiets zouden denken, door dat tumult droeg hij altijd een brekelijk, zorgelijk hoofd, vol schemerlicht en fantasieën, en de razernij en vernedering die ontstond bij een klap of een bal tegen dat hoofd, opschrikkend gebrul of gejoel, droeg altijd het karakter van betrapping, bespotting. […] daar was zijn moeder in tekortgeschoten, alles vertellend aan zijn vader, tot zijn nachtelijke fantasieën toe, tot die hem bij de arm greep – ‘luister jij eens, jongen… jij bent niet als de andere jongens, jij hebt een hoofd met lamplicht, een hoofd met een fluittoon, daar heeft je lieve moeder veel verdriet van, jij zondert je af met dat hoofd onder de dekens, ik heb eens onder die dekens gekeken, jongen… wat doe jij daar… dom op school… geen vrienden…
…..