BUD É , Frans



Route


Ik herkende je achter Luik, toen je in de TGV

zorgvuldig mijn kaartje bekeek. Aller et retour?

vroeg je met een knipoog. Of het ons goed ging,

hoorde ik je denken. En ik: geen ontkenning bij je vraag,

keek opzij, rails af en aan die een richting wezen.

In de ramen spiegelden we allemaal, denderend

door de nacht, steden door, en nooit een eindstation.



De tocht

…..
hij haast zich de Pont Neuf over, ontwijkt met

moeite een remmende touringcar vol toeristen. De chauffeur is

woest, gegiechel en verwondering achter de ramen, vocht van


de ruitensproeier waait hem na. Verbijsterd bekijkt hij het uitgelaten

gezelschap, besluit subiet de steile trap naar de kade van de Seine

te nemen, het gevoel daar vrijer te zijn, het gebedel van passanten


ten spijt. Geroezemoes op de andere oever is tot hier te horen, wordt hij

ook daar gezien en bespot? Hij worstelt zich met duizend vragen

de avond door. Die nacht in Parijs kijkt hij omhoog en mist de sterren.

…..


Thuis bij James Ensor


Onversaagd springt het licht door de Vlaanderenstraat,

bestijgt de gevel van je atelier, schommelt ongedurig

voorbij de ramen. Achter de gordijnen: twee skeletten verbeten

vechtend om een taaie bokking. Heren, voegt u naar de regels


van het huis: fantaseer u een knekelkelder aan zee, desnoods

een bonte optocht in rokkostuum. Sluit vooral de voordeur

als u trekkebenend, krakend in uw broze gewrichten


de straat op gaat, luid klepperend tegen de zeewind in.
…..


Goedbewaarde dagen


Ik herinner mij de nacht, een zwarte luchtballon,

spatten inkt waarin de straat verdwijnt. In hoeken

wordt gevreeën, geen regen nog dan blauwe ruis van


televisiebeelden, geur van damp en thee. Dat er

dansers zijn, hoog in een herinnering stoelen op een

terras waar men rieten torens bouwt - dat is gewaagd,


misschien twee uur in de nacht, een hond, kletsnat,

schudt zich af, vult beschaamd de wereld met zijn last.

De straat buigt zacht, brengt stemmen op het plein.


Je wordt verwacht om op te staan en lief te hebben,

in het dichte donker je tranen, je handen te spannen

in de warmte van de heuvel nu de maan stijgt boven


witte stenen je vrouw te zien die, voordat het gaat

sneeuwen, je kleren schikt, turend in het zomergraf

haar vingers die naar bloemen graven, in het vuur


van zoveel as je ooglid raken. Geef haar je ring

en wacht. Alsof je praat en lacht, onder hecht arduin

het laken verlegt - als in de allereerste nacht.