ALLENDE, Isabel


Het huis met de geesten

…..
Severo del Valle was atheïst en vrijmetselaar, maar omdat hij politieke ambities had, kon hij het zich niet permitteren om op zondagen en op kerkelijke feestdagen weg te blijven van de drukst bezochte mis; hij moest gezien worden. Nívea, zijn echtgenote, had liever contact met God zonder tussenkomst van derden. Zij wantrouwde de soutane maar al te zeer en beschrijvingen van hemel, hel en vagevuur verveelden haar. Ze ondersteunde echter de parlementaire eerzucht van haar man in de hoop dat wanneer hij een zetel in het Congres zou verwerven, zij het vrouwenkiesrecht, waar ze al tien jaar voor streed, niet gehinderd door haar talrijke zwangerschappen, zou kunnen verwezenlijken. Die Witte Donderdag had pater Restrepo zijn toehoorders met zijn apocalyptische visioenen tot het uiterste gebracht en Nívea voelde zich duizelig worden. Ze vroeg zich af of ze weer zwanger was. Ondanks de wassingen met azijn en de in gal gedrenkte sponzen had ze vijftien kinderen gebaard, van wie er nog elf in leven waren en ze had reden te veronderstellen dat ze langzamerhand te oud werd want haar jongste, Clara, was al tien jaar. Het hoogtepunt van haar verbazingwekkende vruchtbaarheid leek voorbij. Ze voelde zich misselijk omdat hij tijdens de preek op haar wees toen hij over farizeeërs sprak, die streefden naar de legalisatie van buitenechtelijke kinderen en het burgerlijk huwelijk probeerden in te voeren om zo het Gezin, het Vaderland, de Eigendom en de Kerk te ondermijnen. Daarmee wilden ze voor de vrouw eenzelfde positie creëren als voor de man, wat in tegenspraak was met de Wet van God die op dit punt ondubbelzinnig is. Nívea en Severo namen met hun kinderen de hele derde rij in beslag. Clara zat naast haar moeder die telkens in haar hand kneep als de pater al te zeer uitweidde over de zonde van het vlees. Zij wist dat dit bij haar dochtertje verwrongen beelden opriep die niets met de werkelijkheid te maken hadden; dat bleek uit de vragen die ze stelde en die niemand kon beantwoorden. Clara was vroegrijp en had een tomeloze fantasie die erfelijk was bij de vrouwen in haar moeders familie. Het was snikheet in de kerk; de lucht van waskaarsen, wierook en de dicht opeengepakte menigte versterkten het matte gevoel van Nívea. Ze wenste dat de plechtigheid afgelopen was zodat ze naar haar koele huis kon, naar de galerij met de varens om de horchata te drinken die de Nana op feestdagen klaarmaakte. Ze keek naar haar kinderen: de kleintjes waren moe maar zaten stijf rechtop in hun zondagse kleren, de groten begonnen hun aandacht te verliezen. Ze liet haar blik rusten op Rosa, de oudste van haar nog in leven zijnde dochters, en zoals altijd was ze weer verrast. Haar wonderlijke schoonheid had iets verwarrends, waaraan ook zij zich niet kon onttrekken; ze leek uit een andere materie gemaakt dan de rest van de mensheid. Nog voor ze geboren werd wist Nívea al dat Rosa anders was, want ze had haar in dromen gezien en was daarom niet verbaasd geweest toen de vroedvrouw een kreet had geslaakt bij het zien van het kind. Rosa was bij haar geboorte blank, glad zonder één rimpeltje, als een porseleinen popje, met groen haar en gele ogen, het mooiste schepseltje dat sinds de Zondeval op aarde geboren was. Dat zei de vroedvrouw terwijl ze een kruis sloeg. Sinds haar eerste badje waste de Nana het haar met kamillethee waardoor de kleur zachter werd en het de glans kreeg van geoxideerd brons. Ze legde haar bloot in de zon om haar huid sterker te maken, want op de zachte delen van haar buik en onder haar oksels was die zó doorschijnend dat je de aderen en het geheimzinnige spierweefsel kon zien.

…..