VAN ZOMEREN, Koos



Otto’s oorlog

…..
Het grijsgroene, slijmerige slik verweerde zich energiek. Het zoog, kneedde en slurpte, het beroofde hen van hun adem, moed en zweet, maar het kon niet verhinderen dat ze het eiland bereikten. Zodra ze vaste grond onder de voeten hadden liet Simon zich vallen. Stein stond te kotsen. De eerste tien minuten zeiden ze geen stom woord. In die tijd werden ze zich bewust van de eigenaardige, weeë geur die over Arel hing. Naast een rotsblok lag met gespreide vleugels en een opzij gezakte kop het gemummificeerd kadaver van een pelikaan. Als een lugubere kopie lag achter de volwassen vogel in precies dezelfde houding een donzig bruin jong. En zij waren de eersten niet die hier door de dood waren overmeesterd. Het hele eiland was bedekt met karkassen en knekels, die in de loop der jaren de poreuze, zachtgele kleur van de bodem hadden aangenomen. Je kon geen stap verzetten zonder op een bot te trappen.

…..
Hun onderzoek gold steltlopers, vogels die in de winter de warmte en in de zomer de kou opzochten. Deze dieren bevonden zich hier tienduizend kilometer verwijderd van hun broedplaatsen, de toendra's onder de poolcirkel. In de nazomer trok het merendeel vanuit het hoge noorden naar de wad-achtige gebieden in West-Europa waarvan de Nederlandse Waddenzee veruit het belangrijkste was. Nadat ze in de rui waren geweest vlogen ze vervolgens door naar Afrika. Wonderlijke levenslijnen kriskras over de aarde. Elke aantasting van de Waddenzee zou afbreuk doen aan de Banc d'Arguin en andersom.

…..
Op zijn bed gezeten maakte Stein zijn schoen los. Aan de zool kleefde een rand fijne zandkorrels. Verdroogde modder uit zijn tuin aan de Berge Achterplas. Hij streek er met zijn duim overheen en zag weemoedig hoe het restant Rotterdamse aarde, dat zo trouw met hem was meegereisd, naar de grond dwarrelde. Het eigenaardige afscheidsgevoel liet hem niet los voordat hij zich had uitgekleed, …

…..