BAETE, Marcella
De bondgenoot
…..
Die nacht droomde ik van een onbekende man. Zeemzoete kussen. Kussen waaraan een bovenmenselijke liefde bleef kleven. Kussen die als goudvinken neerstreken. Als bergen bleven staan. Hete kussen die als tunnels door mij heen liepen. Kussen die raasden als lorries door een mijnschacht. Kussen waaraan ik merkte – eenmaal wakker – hoe eenzaam ik was. Ik had gedroomd over de bezielde buitenkant van de dingen van de liefde, ik had me verdiept in de breedte. Maar ik gaf er niet om. Die droom was er geweest omdat ik dacht dat lichamelijke liefde ook een reden van bestaan had, dat ik opnieuw zou kunnen leren wat menselijke aanrakingen konden betekenen. Warmte. Geluk. Zaligheid. Vertrouwen. Verlegenheid die in mijn ziel zat.
….