PINNOO, Hilde
Stem
Mannen heb ik altijd gekozen
voor hun stem.
Ook voor hun rug natuurlijk,
en voor de haartjes op hun handen,
maar de stem kwam altijd eerst.
Zoals die van jou,
die voelt als boomschors
of zand dat kriebelt tussen tenen.
Soms zit er een god in je stem.
Hij spelt met wind en wolken,
met klanken en lome oleanders
tot alle hemels leeg zijn,
behalve die van mij.
Of soms hoor ik alleen
het kruien van ijs, je zwijgen
dat weerbarstig raspt
en gromt vanuit verten
die ik nooit had vermoed.
Stemmen zeggen alles, net als ogen,
en als ze liegen zeggen ze nog meer.
Jouw woorden ‘ik heb je graag’
die klinken als ‘vergeet het maar’
en toch wil ik ze horen, keer op keer.
Je stem als platgelegen koren
en zomers van lang voor de tijd
dat wij een verleden deelden.