POINTL, Frans



De kip die over de soep vloog

…..
Moeder was weer enkele weken in een wat meer aanspreekbare stemming. We wandelden langs de Amstel. Misschien zouden we een paar keer met het pontje kunnen overvaren, dat kostte niets. Ze wees naar het portiershokje van de tramremise en vertelde van het ondergedoken meisje dat hier in de oorlog vaak heldhaftig wandelde. De mof in het wachthokje groette haar altijd onderdanig. Op een keer wenkte hij haar en wilde haar een Duitse 'Kuch' geven. Hoewel half verhongerd, weigerde ze het. Bij de uitspanning 'Halfweg het Kalfje' passeerde ons een statige dame met grijs haar. Ze was helemaal in het zwart. Moeder bleef staan en keek om. Ze liep terug , ik volgde. Ze bleef voor de oude dame staan. 'Mevrouw Swaab, bent u het? Herkent u me niet meer? Rebecca?'

…..


Een meneer van steen

…..
‘Ben je besodemieterd, wat mot ik daar? Ga d’r zelf maar sitte met je bleke smoelwerk. Sjalot, m’n oudste vriendin, zit hier. Een hallef jaar geleje heb ze d’r heup gebroke en ’t is nooit meer echt goed gekomme. We hebbe vroeger in Antwerpe voor het raam gezete, vlak bij de haven, ja, dat was een mooie tijd!” Ze kijkt op haar opzichtige Albert Cuyp-horloge. ‘Ik mot snel naar Sjalot, pik, ik sta me tijd te verlulle, vanmiddag komme d’r zes ouwe Turke voor me, de ramdamdam is voorbij.’

Haastig nemen we afscheid. Fien, die zes oude Turken aan hun gerief laat komen, de gedachte hitst me hevig op. Waarom zei ze ‘pik’ tegen me? Ik ben toch geen klant? Wat is dat een taai wijf; zowat alles is eroverheen gegaan, behalve lijn 10.

…..


De hospita’s

…..
Ik wil haar wegduwen, maar ze heeft aardig wat kracht in dat logge lichaam. Langzaam begint ze over mijn gulp te wrijven - wat krijgen we nu? In een steeds sneller tempo wrijft ze, in no time begint mijn schlong te steigeren. Ik ben niet meer bij machte de hand weg te duwen - ben ik al zo'n eind heen? Bijna automatisch spreid ik mijn knieën; ‘wenn der putz steht, ligt der sechel in drerd.’*

Misschien droom ik alles wel. Behendig knoopt ze de gulp los, duwt het elastiek van de onderbroek omlaag en haalt hem tevoorschijn.

Ze neemt de door de voorhuid bedekte kop tussen duim en vergroeide wijs-middelvinger en begint er knedend op te drukken, niet te hard, niet te zacht, niet te langzaam, niet te snel, precies zoals ik het zelf af en toe doe. Hoe kent ze mijn ritme? Graag zou ik iets van haar voelen, maar haar lichaam windt me niet op. Verdomme, ik heb nog nooit een naakte vrouw gezien! Ik leg een hand op die weelde van goudblond haar boven mijn schoot en laat een van de lange vlechten keer op keer door mijn vingers glijden alsof ik het met de vlecht doe.

Dan, ineens, is het opwindende gevoel weg. Hardhandig duw ik haar hoofd en hand van me af, beschaamd frommel ik mijn ding in mijn kleding.

‘Boe!boe!boe!’ Ze roept het veel harder dan ik van haar gewend ben.

‘Boe, boe,’ reageer ik zonder enthousiasme. (…)

Die keurige meneer Ziechenmacher, denk ik, die saaie bankbediende met zijn leren diplomatentas met vier boterhammen in vetvrij papier. Heeft hij ook gulpen met knoopjes? Is zijn ritme gelijk aan het mijne?

…..
Waarover gaat deze ruzie eigenlijk? O ja, zij had zin, ik niet. Toen ik haar het nobele handwerk wilde schenken, weigerde ze. Ze werd woedend; hoe kon ik zo koel blijven terwijl er een echte vrouw naast me lag? Dat was toch abnormaal? Ik zei dat ik geen marionet was, je trekt maar aan een touwtje en de pik staat. Toen het me na enige altruïstische inspanningen toch lukte, ging ze zo tekeer dat ik opmerkte: ‘Doe je wel een beetje rustig aan? Ik heb dit Auping-bed pas. Als je zo tekeer gaat vervalt mijn garantie.’

Onmiddellijk had ik spijt van mijn woorden. Ik werd voor impotent, totaal uitgeleefd en homofiel uitgemaakt.

‘Ja, kijk me maar kwaad aan!’ riep ze. ‘Ga er maar over schrijven in je rotboeken.’ Ik beloofde haar dat te zullen doen.

…..
‘Vrouw goed en niets kosten,’ zei de eerste Turk, waarna de andere drie zich enthousiast tot haar wendden. Ze kon er maar geen genoeg van krijgen – haar onderhuurders evenmin. En toen ze hun seksueel geheim doorvertelden, was het hek van de dam. De een had de buitendeur nog niet achter zich dichtgetrokken of de ander drukte alweer op de bel

Het begon tante Annies buren en buurtgenoten op te vallen hoe monter ze er de laatste tijd uitzag.

…..
Dat in mijn brievenbus nu regelmatig de Privé, Story en Mijn geheim liggen, vind ik prima.

In het begin schoof ik die bladen geïrriteerd uit mijn blikveld. Mary zag dat en zei; ‘Mot je luistere, lieffie, dotje van mijn, ik lees die blade want ik wil over alles mee kenne blijve lulle. De meeste mense binne so stom. Me buurman bijvoorbeeld kon nergens over meelulle, hij keek geeneens televisie! Ik lees ook af en toe een krant, hoor. Wees jij nou maar trots op je Mary, je had wel zo’n stomme trut kenne treffe.’(…) Ik voorvoel dat ze me ruimschoots zal overleven, want ze is zo taai als een Belgisch molenpaard.