RUYSLINCK, Ward
De ontaarde slapers
…..
Ze wierp een laatste zwaarmoedige blik naar buiten en wendde zich van het venster af. Terwijl ze door de kamer ging, bengelden haar borsten als kalebassen in haar onderkleed. Hij lette op haar knieën, die onder de korte zoom te voorschijn kwamen en op grauwe sponsachtige uitwassen geleken. Meteen herinnerde hij zich welk een schoon en vurig paradepaard ze geweest was in haar jonge jaren. De gedachtenis daaraan ging hem evenwel niet aan het hart. Het was zoals de oorlog: wie kon er wat aan verhelpen? Er was wel enig verschil: de geblindeerde wagen van Hitler werd in het Legermuseum tentoongesteld en de mensen kwamen er naar kijken, maar een mens die oud werd en zijn tijd had gekregen, ging zonder belangstelling de grond in om vergeten te worden.
…..
Wierook en tranen
…..
Opeens zag ik weer. Ik richtte me op. Mijn hiel deed pijn. Het was alsof er een zwaar gewicht aan mijn voet hing, maar ik keek er niet naar. ‘Pa!’ riep ik angstig. Ik zag pa liggen, op enige afstand van mij. Hij lag op zijn rug en lachte. Verwonderd zag ik hem aan. Zijn ogen waren open en hij lachte. Hij staarde naar de lucht, naar de vliegtuigen en de wolkjes. Alleen begreep ik niet waarom hij lachte. Ik kroop aarzelend naar hem toe en hij bewoog zich niet. Pa, papaatje, dacht ik, lief papaatje… Want hij was dood. Hij lachte niet. Zijn mond was opengescheurd en hij was dood. (…) Ik keek om me heen en wat verder zag ik een schoen liggen die van ma was. Ik riep om ma, maar ze antwoordde niet. De aarde dampte, even meende ik de geur van wierook te ruiken. Ik bleef om ma roepen, maar ze was er niet. Ze was samen met de nevel opgestegen, vervluchtigd en vergaan. Het enige dat ze had achtergelaten was haar schoen.
…..
De paardevleeseters
…..
…. de Vogels gingen verhuizen. In de Gazet, in hetzelfde nummer en op dezelfde pagina waarin ik een zoekertje voor een nieuwe timmerjongen plaatste, verscheen een omkaderde advertentie van zes regels: ‘Prachtige villa te k., met rieten dak. Ruime liv., bar, inger. keuken, veranda, inger. badk., 5 slaapk.; garage, bergpl., grote voor- en achtertuin met vijver. Alle comfort (centr. verw.). In perf. staat. Te bezichtigen op afspr. Tel. 760581.’ Heel de glorie en nood van de familie Vogel samengeperst in zes, vuile, duurbetaalde zetregels. Tussen die regels kon je Albert Vogel met zijn peperkoekkleurig valiesje zien rondsjokken, van de ene apotheek naar de andere, kon je de Watervogel met een lege blik zitten zien staren naar de lege flessen in de huisbar, en kon je de Steltvogel in de ingerichte keuken een onbetaalde rekening achter de kast zien gooien terwijl de paardenbiefstuk in de margarine siste. Kon
je
– nou ja: konden
wij
natuurlijk, mijn vrouw en ik. Een ander zag dat niet. Een ander zag alleen de glorie: de vijver, het rieten dak, de bar, de vijf slaapkamers (in Godsnaam waarvoor hadden ze die nodig?). Aan liefhebbers zou het zeker niet ontbreken. Mijn grootvader, die in elke kamer van zijn huis een eigengemaakte berijmde wandspreuk had hangen, zei wel eens: ‘geld en goede smaak zijn geen gemene zaak’. Zelf had hij noch het een noch het ander.
…..
Het reservaat
…..
Op de negende november verscheen Basile Jonas voor de tweede maal voor de commissie
.
(…) Basile Jonas was bang voor de ogen van de mensen. Ze gaven hem niet zelden een schuldig gevoel, het gevoel alsof hij iedereen in de weg stond en slechts in deze wereld werd geduld omdat hij zo vreselijk zijn best deed er zich zo klein mogelijk in te maken. (…)
…..
(…)
Meneer Jonas, ik moet u dringend verzoeken in ’t vervolg die poëtische nummertjes achterwege te laten. (…) Wij leven in een vrij land, in een democratie. Ik begrijp niet dat men voor zoiets
,
met permissie, in een vrij land voor zoiets tot de orde kan worden geroepen.
…..
Meneer Jonas, waarom hebt u ons de vorige keer niet gezegd dat u ook viool speelt? (…) Hij begreep er niets van. Hij begreep bijvoorbeeld niet waarom men van zijn leven, dat tot hiertoe zo eenvoudig en rechtlijnig was geweest, zo ’n ingewikkeld kluwen probeerde te maken (…). Ook muziek en godsdienst waren taboes, en nog een heleboel dingen meer (…). Weifelend maakte Basile zijn blik los van het portret tegen de muur. Wat moet het heerlijk zijn, dacht hij, vrienden te hebben, mensen die je begrijpen of je willen begrijpen, mensen voor wier ogen je niet bang hoeft te zijn.
(…) Maar natuurlijk was ook vriendschap een van de taboes.
…..