VAERNEWIJCK, Eddy
Passendale
Aan de oorlog heeft hij een broertje dood,
en een vader en een moeder.
Zelf heeft hij er een handje van weg,
tot aan de elleboog zelfs.
Wanneer hij ’s nachts de ogen sluit ziet hij
nog altijd ratten razen uit riolen.
Hoort hij gekrijs van mensen
in de brandende stad. Soms ziet hij
de ogen van de hongerige honden
die het bloed van doden likken
of vreten aan de lijken. Iedereen
vluchtte radeloos naar overal en nergens.
Enkel de bewoners van het lijkenhuisje in de
binnenstad ondergingen ijzig kalm hun droeve lot.
Nu jaren later wandelt hij op Tyne Cot
Cemetery op zoek naar zijn verleden.
Heelt hij de wonden van de oorlog
met gedichten over afscheid dat nooit
overgaat en stamelt moedeloos woorden
van sneeuw die nooit meer zullen smelten.