DE LONGIE, Albert
Voor mijn jonge vrienden
Noem mij verdriet
en donkere pijn,
een korte snik in 't lied,
de droesem van de wijn.
Noem mij de roos
in nijdige wind
geknakt, en hopeloos
voordat de dag begint.
Noem mij de vlam,
extatisch schoon,
een ranke cypresstam
met hemeldronken kroon.
Noem mij het nacht-
donker geruis,
de waterval die lacht,
de haard, het veilig huis.
Noem mij het licht
dat brandt en schroeit,
het vuur van het gedicht
dat aan de pijn ontbloeit.
Ik ben de open deur
voor al uw leed.
Ach, zie het glanzend kleed,
waaronder ik treur.
Arm Vlaanderen
Ik die mijn oor steeds stil te luisteren lei,
haast zwijgend door het leven ben gegaan,
voel mij bedrogen en onvrij,
nu dat ik ouder ben, de dood nabij.
Men heeft geschreven, luid gezegd:
Geef ons de macht, 't zal al veranderen!
Let op uw zaak, mijn arm Vlaanderen!
nooit stond uw zaak zó slecht.
Men roofde uw rijkste gronden,
in Brussel snoert men Vlaamse monden.
De geldmagnaten en hun advocaten
kunnen recht wat krom is praten.
Verraders van 't gemenebest
drongen tot in 't leeuwennest.
Mijn arm Vlaanderen, ach were di!
Reeds dertig jaar en nog geen amnestie...