SCHMIDT, Annie M.G.


Raad


Neem nooit een dichter, m'n dochter.

Zo een met een dichterskop,

zo eentje met lange haren,

zo een op een zolderkamer,

zo een wordt er ook met de jaren

niet monogamer op...


Wat jij in hem liefhebt, dochter,

staat al in zijn bundeltje Donkere sneeuw.

Daarin staat al het verhevene.

De rest krijg je 's morgens bij zevenen

thuis. Als een meeuw.


Neem liever de kruidenier, dochter.

Want alle tederheid die bij hem

uitstijgt boven de kersenjam

en boven de kleine zakjes blauw,

dochter, is altijd voor jou.


De regenworm en zijn moeder


Er was een regenworm in Sneek

die altijd naar de sterren keek,

en fluisterde: hoe schoon, hoe schoon!

Zijn moeder zei: Doe toch gewoon,

kijk naar beneden naar de grond,

dat is normaal, dat is gezond,

kijk naar beneden, zoals ik.


En toen? Toen kwam de leeuwerik!


Het wormpje, dat naar boven staarde,

zag hem op tijd en kroop in d’aarde,

maar moe die naar beneden keek,

werd opgegeten (daar in Sneek).


Dus doe nooit wat je moeder zegt,

dan komt het allemaal terecht.


De achteraffers

Had ik dat beter maar niet moeten zeggen?

Had ik dat beter maar niet moeten doen?

Zo denken wij … de achteraffers.

Had ik dat moeten verzwijgen, toen?


Had ik de wasman een fooi moeten geven?

Had ik dat achteraf nou toch maar gedaan.

Had ik met Adriaan moeten gaan leven
of zou dat achteraf fout zijn gegaan?


Had ik die hoed niet moeten kopen?

Had ik achteraf naar Marie moeten gaan?

En had ik toch beter maar kunnen gaan lopen
in plaats van zolang op lijn negen te staan?


Had ik die keet achteraf kunnen sussen?

Had ik naar ’t asiel moeten gaan met die poes?

En had ik me niet moeten laten kussen
- nu achteraf – door die kerel in Goes?


Wij achteraffers, wat zijn wij toch moeilijk.

En – achteraf – voor onszelf nog het meest.

Had men ons niet beter op kunnen hangen?

Dat had achteraf nog het beste geweest.


Op een mooie Pinksterdag,

Op een mooie Pinksterdag,
Als het even kon
Liep ik met mijn dochter aan het handje in het parrekie
te kuieren in de zon
Gingen madeliefjes plukken
Eendjes voeren
Eindeloos
Kijk nou toch, je jurk wordt nat
Je handjes vuil
En papa boos

Vader was een mooie held
Vader was de baas
Vader was een duidelijke mengeling
van Onze Lieve Heer en Sinterklaas
Ben je bang voor 't hondje
Hondje bijt niet
Papa zegt dat ie niet bijt
Op een mooie Pinksterdag
Met de kleine meid

Als het kindje groter wordt
Roossie in de knop
Zou je tegen alle jongens willen zeggen:
handen thuis en lazer op
Hebbu dat nou ook meneer?
Jawel, meneer
Precies als iedereen
Op een mooie Pinksterdag
Laat ze je alleen

Morgen kan ze zwanger zijn
't Kan ook nog vandaag
't Kan van de behanger zijn
of van een Franse zanger zijn
of iemand uit Den Haag
Vader kan gaan smeken
En gaan preken
Tot hij purper ziet
Vader zegt: pas op, m'n kind
Dat hondje bijt
Ze luistert niet

Vader is een hypocriet
Vader is een nul
Vader is er enkel en alleen maar voor de centen
en de rest is flauwekul
Ik wou dat ik nog één keer
Met mijn dochter
Aan het handje lopen kon
Op een mooie Pinksterdag
Samen in de zon


Ik ben lekker stout

Ik wil niet meer, ik wil niet meer!
Ik wil geen handjes geven!
Ik wil niet zeggen elke keer:
Jawel mevrouw, jawel meneer...
nee, nooit meer in m'n leven!
Ik hou m'n handen op m'n rug
en ik zeg lekker niks terug!

Ik wil geen vieze havermout,
ik wil geen tandjes poetsen!
Ik wil lekker knoeien met het zout,
ik wil niet aardig zijn, maar stout
en van de leuning roetsen
en schipbreuk spelen in de teil
en ik wil spugen op het zeil!

En heel hard stampen in een plas
en dan m'n tong uitsteken
en morsen op m'n nieuwe jas
en ik wil overmorgen pas
weer met twee woorden spreken!
En ik wil alles wat niet mag,
de hele dag, de hele dag!

En ik wil op de kanapee
met hele vuile schoenen
en ik wil aldoor gillen: nee!
En ik wil met de melkboer mee
en dan het paardje zoenen.
En dat is alles wat ik wil
en als ze kwaad zijn, zeg ik: Bil!


Sebastiaan

Dit is de spin Sebastiaan
Het is niet goed met hem gegaan

Luister!

Hij zei tot alle and're spinnen:
Vreemd ik weet niet wat ik heb,
maar ik krijg zo'n drang van binnen
tot het weven van een web.

Zeiden alle and're spinnen:
O, Sebastiaan, nee Sebastiaan
kom, Sebastiaan, laat dat nou,
wou je aan een web beginnen
in die vreselijke kou??

Zei Sebastiaan tot de spinnen:
't web hoeft niet zo groot te zijn,
't hoeft niet buiten, 't kan ook binnen
ergens achter een gordijn

Zeiden alle and're spinnen:
O, Sebastiaan, nee Sebastiaan,
toe, Sebastiaan, toom je in!
Het is zó gevaarlijk binnen,
zó gevaarlijk voor een spin.

Zei Sebastiaan eigenzinnig:
Nee, de drang is mij te groot.
Zeiden alle and'ren innig:
Sebastiaan, dit wordt je dood!

O, o, o, Sebastiaan...
Het is niet goed met hem gegaan...

Door het raam klom hij naar binnen.
Eigenzinnig! En niet bang!
Zeiden alle and're spinnen:
Kijk, daar gaat hij met zijn drang!

...

Na een poosje werd toen even
dit berichtje doorgegeven:
Binnen werd een moord gepleegd.
Sebastiaan is opgeveegd.


Vluchten kan niet meer

Vluchten kan niet meer, 'k zou niet weten hoe.
Vluchten kan niet meer, 'k zou niet weten waar naartoe.
Hoever moet je gaan?
De verre landen zijn oorlogslanden.
Veiligheidsraad, vergaderingslanden,
ontbladeringslanden, toeristenstranden.
Hoe ver moet je gaan?
Vluchten kan niet meer.

Zelfs de maan staat vol met kruiwagentjes en op Venus zijn instrumenten,
en op aarde zingt de laatste vogel in de laatste lente.

Vluchten kan niet meer, 'k zou niet weten waar,
schuilen alleen nog wel, schuilen bij elkaar.
Vluchten kan niet meer.
Vluchten kan niet meer.

Vluchten kan niet meer, 't heeft geen enkele zin.
Vluchten kan niet meer, 'k zou niet weten waarin.
Hoe ver moet je gaan?
In zaken of werk of in discipline,
in Ying of in Yang of in heroïne,
in status en auto en geld verdienen?
Hoe ver moet je gaan?
Vluchten kan niet meer.

Hier in Holland sterft de laatste vlinder op de allerlaatste bloem,
en alle muziek die overblijft is de supersonische boem.

Vluchten kan niet meer, 'k zou niet weten waar.
Schuilen kan nog wel, heel dicht bij elkaar.
We maken ons eigen alternatiefje
met of zonder boterbriefje.
Mijn liefje, mijn liefje wat wil je nog meer.
Vluchten kan niet meer.
Vluchten kan niet meer.


Aan een klein meisje

Dit is het land, waar grote mensen wonen.
Je hoeft er nog niet in: het is er boos.
Er zijn geen feeën meer, er zijn hormonen,
en altijd is er weer wat anders loos.

En in dit land zijn alle avonturen
hetzelfde, van een man en van een vrouw.
En achter elke muur zijn and’re muren
en nooit een eenhoorn of een bietebauw.

En alle dingen hebben hier twee kanten
en alle teddyberen zijn hier dood.
En boze stukken staan in boze kranten
en dat doen boze mannen voor hun brood.

Een bos is hier alleen maar een boel bomen
en de soldaten zijn niet meer van tin.
Dit is het lang waar grote mensen wonen…
Wees maar niet bang. Je hoeft er nog niet in.


De kat van ome Willem

De kat van ome Willem is op reis geweest

Op reis geweest, op reis geweest

De kat van ome Willem is op reis geweest

Waar ging die dan naar toe? Hoi!

Hij is voor zeven maanden naar Parijs geweest

Parijs geweest, Parijs geweest

Zodat 'ie nou alleen maar Franse kranten leest,

Bonjour en voulez-vous
Hij heeft zoiets elegants

Hij geeft kopjes op z'n Frans

Hij gaat met een Franse rozenkrans

al naar de katte-draal.

Allemaal:

ja, de kat van ome Willem is brutaal!

O la la!

Die kat is op een echte Franse school geweest

Op school geweest, op school geweest

Die kat is op een echte Franse school geweest

En zegt nou "O, pardon!"

Hij is ook op visite bij de Gaulle geweest

De Gaulle geweest, de Gaulle geweest

Hij is ook op visite bij de Gaulle geweest

En zegt voortdurend "non",

zingt een liedje op z'n Frans

Over de maagd van Orleans

Hij lust enkel nog maar sjuderans

en af en toe cognac

op het dak

En hij wil alleen maar op een

Franse bak. Ja!

De kat van ome Willem is op reis geweest

…..


Rijtuigie

In een rijtuigie,

in een rijtuigie rejen we naar Vinkeveen

Op een dag in maart, zo kallem en bedaard

En maar schommele en maar kijke naar de

kont van het paard

in een rijtuigie

in een rijtuigie

helemaal naar Vinkeveen

En geen wolkie in de lucht

en een bootje in het riet

en geen auto op de weg,

want die had je toen nog niet

Je ging scheef bij ieder bochie.

O, wat een lekker tochie!

In een rijtuigie,
…..
Wat een tijd, o wat een tijd!

Iedereen die was een heer.

Iedereen was beschaafd,

Want d'r was nog geen verkeer,

en je was niet bang voor je hachie.

O, wat een lekker daggie!

Van je plok tsj-ke, plok tsj-ke,

plok tsj-ke, plok tsj-ke plok, en een leeuwerik

in de blauwe luch

en van Vinkeveen weer naar huis terug,

in een rijtuigie,

lief klein rijtuigie

helemaal naar Vinkeveen.



Zeur niet

…..

Spring in de gracht

of knip je haar af,

duw ouwe dametjes
van 't trottoir af

maar zeur niet.

Ga judo leren,
ga striptease dansen

Schiet je revolver leeg
*peng* op Pierre Jansen,

maar zeur niet.


Ga naar het postkantoor

en spuug door het loket,

krijg een hartaanval

of ga desnoods naar bed

met de kardinaal,

doe dat allemaal,

maar zeur niet.


Raak aan de drank,

haat al je vriendjes

Breek in bij Luns,

pik al z'n lintjes

Maar zeur niet.

Ransel je kind,

knijp je parkietje,

roep tot de generaal:

"U bent een mietje",

maar zeur niet,


Doe dat allemaal,

wees een kannibaal,
maar zeur niet.



Het is over


Het is over, hij zegt me niets meer

Ik ben vrij, het is over, het doet me niks meer

En ik ben blij

Hij is voor mij zomaar een heer

En al die toestanden

Dat hoeft niet meer

Die man die thuis kwam 's avonds laat

Zo moedeloos en prikkelbaar

Dat alles is mijn zorg niet meer

Dat is nou allemaal voor haar

Ze mag hem hebben


Het wachten in het grote bed

Dat was het ergste, oh mijn God

Het aldoor wachten op z'n tred

En op de sleutel in het slot

Ze mag hem hebben


Zijn leugens en zijn draaierij

Zijn minderwaardigheidscomplex

Zijn sympathie voor Feyenoord

Zijn bril, zijn sokken en zijn sex

Ze mag hem hebben


Zijn auto en zijn fotoboel

Zijn rothumeur, zijn romantiek

Zijn dia's en zijn schuldgevoel

En ook zijn whisky-erotiek

Ze mag hem hebben


Zijn politiek, zijn Elzevier

Zijn status en zijn overwerk

Zijn moppen over kapelaans

Zijn overhemden en zijn kerk

Ze mag hem hebben


En al de reisjes naar Parijs

Toen lang geleden was het fijn

Maar ja, toen waren we nog arm

Alleen wat stokbrood en wat wijn

We liepen zorgeloos en vrij

Te slenteren op Mont Parnasse


Maar later ging hij zonder mij

Kwam thuis met lipstick op zijn das

Zij mag hem hebben

Hij drinkt te veel, dat is haar zorg

Al drinkt hij hele emmers rum

Ik trek mijn handen er vanaf

Dan maar een fijn delirium

Zij mag hem hebben


Het valt niet meer hoor mooie poes

Je hebt er tact voor nodig meid

Nou leef je in een roze roes

Maar dat gaat over met de tijd

Dan moet je tonen wat je kan

Dat wordt een hele zware test

Het is niet eenvoudig met die man

Ik hoop maar dat je het verpest


Wacht even, waarom zeg ik dat

Wil ik hem terug?

Voor geen miljoen

Ik hoef niet meer

Zij wou zo graag

Nou goed dan

Laat ze het dan ook doen

Ze mag hem hebben


Ik geef haar bitter weinig kans

Ik weet niet of ze van hem houdt

Nu wel maar op de lange duur

Ook als hij ziek zal zijn en oud

Hij is een kwetsbare figuur

Zoals je er maar weinig vindt

Nu geef ik net als in mijn jeugd

Mijn speelgoed aan een ander kind


Hier is het, je mag het hebben

Het is voor jou, pak aan dan, je mag het hebben

Want het is nou niet meer van mij

En veel geluk

Maar een ding vraag ik je

Maak het niet stuk