EMMANUEL, Pierre
J'ai vu le ciel encrassé de cendre humaine. J'ai vu l'haleine des superbes embuer de sang l'univers. J'ai vu pourrir le coeur des puissants sur leurs lèvres. J'ai vu des hommes qu'on disait sages parce qu'ils marchaient entre les flaques de sang. J'ai vu les justes humer les massacres comme si le large leur gonflait les poumons. J'ai vu les bons jeter Dieu en avant...
L'âme humaine faite de mots pourrit par ma faute à la face de Dieu. Je suis devenu ce parleur qui a perdu le sens de la Parole... Et mon âme gorgée de mensonge écume aux lèvres de Dieu mourant.
Je suis un assassin comme les autres. Mais tous ne savent pas qui meurt par eux.
Moi je le sais.
|
Ik zag de lucht besmeurd met menselijke as. Ik heb de adem van hovaardigen ‘t heelal zien bewasemen met bloed . Ik heb het hart van de machtigen op hun lippen zien rotten. Ik heb mannen gezien waarvan werd gezegd dat ze wijs waren omdat ze tussen plassen van bloed liepen. Ik zag de rechtvaardigen slachtingen opsnuiven alsof de volle zee hun longen deed uitzetten. Ik zag dat de goeden God opwierpen…
De menselijke ziel gemaakt van woorden rot door mijn schuld in het aangezicht van God. Ik ben die mooiprater geworden die de betekenis van het Woord heeft verloren... En mijn met leugens volgepropte ziel schuimt op de lippen van de stervende God.
Ik ben een moordenaar zoals de anderen. Maar iedereen weet niet wie door hen sterven. Maar ik, ik weet het.
|