BEERTEN, Els
Allemaal willen we de hemel
…..
Omwille van de eer worden vele oorlogen begonnen en tot het bittere einde uitgevochten. Geen enkele oorlog is mogelijk zonder een paar idioten met wat rare ideeën in hun kop die opeens menen dat ze een zaak van eer te bevechten hebben.
Hij zucht even. 'Waarom toch Dusoleil, zegt er nooit eens iemand: omwille van de eer vecht ik deze keer nu niet, laat ik de handschoen liggen, schiet ik de kogel niet weg, laat ik de pijl in de boog zitten
…..
Onze Jef heeft geluk. Met zijn medaille komt hij zeker in de hemel. Hoeveel keer hij nu nog vloekt of liegt, ze zúllen hem erin laten, ze zullen niet anders kunnen. Alle goede mensen komen in de hemel, zegt meneer pastoor, maar de helden voorop.
…..
Ik ga naast haar liggen, leg mijn arm om haar heen. Ze is zo koud. Ik wil haar vingers in de mijne legen, maar het lukt niet zo goed. ‘Toe dan, Isa,’ zeg ik. Ik probeer het opnieuw. Opeens, dat geluid. Knak. Hoog boven het gesuis in mijn oren. Geschokt kijk ik naar haar gezicht. Ze geeft geen krimp maar haar vingers zijn wel gebroken. Waarom breken haar vingers zomaar in mijn hand? En waarom geeft ze geen krimp? Ze is zomaar, zonder mij, doodgegaan. Dat was niet de bedoeling. We zouden een huis bouwen met een tuin vol seringen, vijf kinderen krijgen, ontelbaar veel kleinkinderen, en samen doodgaan van ouderdom. Ik zou sax blijven spelen tot ik geen tanden meer had en zij, zij zou er altijd zijn.
…..
'Het is Ward,' zei Remi blij. 'Dat is lang geleden.'
Ward? Waarom kwam hij deze richting uit? Hij stopte voor ons. 'Goed jullie hier te zien,' lachte hij. 'Ik zocht jullie, gelukkig wist Jef waar ik jullie kon vinden.' Onnozelaar die Jef was. Ward mijn kant uit sturen. Ik mocht hem niet zien, zeker niet met Remi in de buurt.
'Ik kan het nog,' zei Remi.
'Laat eens horen.'
Remi stak zijn vingers in zijn mond en floot. Het klonk helder en lang. Ward klapte in zijn handen.
…..