VISSERS, Bert
Mooie woestenij
Zonder de mens was de wereld een mooie woestenij
zonder aangelegde tuintjes, zonder koeien in de wei
maar met kolkende rivieren door de ruige wildernis
’t was vast verrukkelijk toeven – en de mens werd niet gemist
Geen wekker zou er klinken en geen deur zou openslaan
alleen het huilen van de wolven bij het schijnsel van de maan
de stormen op de zeeën, het jagen van de wind
de eindeloze stilte – die je nu nog nauwelijks vindt
Geen auto’s en geen wegen, geen vliegtuigen in de lucht
alles ging op eigen kracht en voor elk gevaar beducht
dat immer op de loer lag, geen dier was soeverein
of meedogenloos verwoestend – zoals de mensen zijn
Bomen zouden verrijzen als kathedralen zo hoog
de uitgestorven vlaktes, onaangetast en droog
de oceanen vol geheimen, hoeveel kleuren zou je zien
je kunt het niet bedenken – alles is anders sindsdien
De mensheid is gekomen, het is ontluisterend elke dag
Als je je afvraagt wat dit de wereld heeft gebracht
de hang om te bezitten, de drang naar glimmend goud
en om de machtigste te wezen – niets dat ‘m tegenhoudt
Zonder de mens was de wereld een mooie woestenij
zonder aangelegde tuintjes, zonder koeien in de wei
maar met kolkende rivieren door de ruige wildernis
’t was vast verrukkelijk toeven – en de mens werd niet gemist
Vaarwel
Veel mooier dan dit
kan ik niet
en wordt het niet
moet ik u bekennen
Dus als u het niet erg vindt
dan ga ik er maar eens vandoor
lieve dame
let maar niet op mij
Ik weet zelf nauwelijks
dat ik besta, excuseer mij
doe vooral niet te veel moeite
om mijn wandel te begrijpen
Ik loop de weg die voor mij ligt
dat kan niet al te moeilijk zijn
ook bij donkere nacht
kom ik wel thuis