DE BIE, Wim
Oma
mijn oma bakte flensjes
op haar oud fornuis
die deed ze in een zakje
voor onderweg naar huis
mijn oma zei 'dag baasje'
en wuifde me dan na
ik stepte vlug naar huis terug
daar wachtte mijn mama
oma, oma, o-oma
mijn oma kon me troosten
als ik was geplaagd
ik kreeg van haar een gulden
toen ik was geslaagd
mijn oma brak haar heupen
ze steunde op een stok
nu gaf ze soms een tientje
voor een extra slok
oma, oma, o-oma
mijn oma was heel geestig
je lachte je soms dood
en als haar iets verbaasde
zei ze 'sakkerloot'
het klinkt wat clichématig
maar dat geldt dan niet voor mij
't is waar dat oude mensen
wijzer zijn dan wij
oma, oma, o-oma
hoe ze is gestorven
herinner ik me niet
maar 'k zie haar duidelijk voor me
bij het zingen van dit lied
mijn oma zong de liedjes
die 'k nog van buiten ken
misschien zou ze wel trots zijn
op wat ik geworden ben
oma, oma, o-oma
Afscheidslied
het is jammer maar we moeten nu gaan
we hebben samen leuke dingen gedaan
bedankt voor het luisteren en de wijze raad
ik weet bijna zeker dat het morgen beter gaat
nou het beste, een handdruk, een zoen
we moeten het gauw overdoen
als er wat is, laat het weten
we zullen elkaar nooit vergeten
het is jammer maar we moeten nu gaan
we hebben samen leuke dingen gedaan
het was heel erreg lekker, de sfeer was ok
sorry maar de restjes nemen we weer mee
nou het beste, een handdruk, een zoen
we moeten het gauw overdoen
als er wat is, laat het weten
we zullen elkaar nooit vergeten
het is jammer maar we moeten nu gaan
we hebben samen leuke dingen gedaan
het laatste hapje gaat nu in mijn mond
we blijven niet slapen, want thuis wacht de hond
nou het beste, een handdruk, een zoen
we moeten het gauw overdoen
als er wat is, laat het weten
we zullen elkaar nooit vergeten
het is jammer maar we moeten nu gaan
we hebben samen leuke dingen gedaan
bedankt voor de warmte, bedankt voor de wijn
we moeten ons haasten voor de laatste trein
nou het beste, een handdruk, een zoen
we moeten het gauw overdoen
als er wat is, laat het weten
we zullen elkaar nooit vergeten
Proloog
De wind van de ziel voert ons terug. Gedragen door de wolken van weleer vliegen wij terug naar onze oorsprong die ligt daar waar water, wind en weten elkaar omarmen in de branding van de tijd.
De reis naar het toen staat op het punt te beginnen. Check in en reis mee naar de wortels van het nu. Mijn volk heet je welkom en toont je zijn schatten: een beschaving in primaire staat.
De zee is het ijkpunt. De oorsprong van leven. De zee omvademt alles en allen en is eeuwig en ruist met ons mee. Geboorte en dood, verlangen en weemoed, hoop en verdriet. De zee blijft gelijk in haar nat. Want nat is de oorsprong en nat zijn de golven die rollen en vallen in het ritme van hem die heer is, maar ook meester Wakêh, de god van de zee.
Kijk daar uit de zee rijst de aarde, zo schuchter, zo pril. Wat schamel geel zand veegt de wind bij elkaar en daar weer een strookje, een landje, een reep. Het kneedt zich, het klontert en een grasje houdt wuivend stand in de storm. Een rivier in het noorden, een rivier in het zuid, daartussen wat wallen met hun kop het zand uit.
Wie roept daar? Wie voegt er zijn stem bij water en wind? Een mens die steun zoekt voor voeten zo moe van de trek. Een mens roept naar de zon, de maan en de sterren. Een mens smeekt om behoud van het land. In een hoek van het heelal is hij het die luistert: Zakêh, de god van het land.
De stem is niet enig. De stem vindt gehoor. De mensen zoeken elkaar en vormen een koor. De trommels weerklinken. De dansers gaan voor. Zo lang we nog zingen en dansen gaat niemand teloor.
Twintig eeuwen vervlogen. Twee maal duizend jaar van sterven en baren, van waanzin en haat. Keer terug op je schreden en leer van het toen. Vlieg mee naar de oorsprong van het water, de wind en het weten. Versta toch die stemmen van heelheid en vrede van binnen. De geluiden die klinken in het hart van het al. Neem van die schatten en geef van je mens-zijn, je volte, je kracht. Geef blijk. De Cananefaten laten je toe in hun rijk.
Epiloog
De regen valt. De regen die ons voedt en wast, valt in gestadige stromen op het dorstige land. De regen wast onze ziel. De regen voert ons terug. De reis naar de wortels van ons bestaan nadert zijn einde. Afscheid moeten we nemen van de warme wondere wereld, van ons voorland met de voorvaderen met de oermoeders.
Met de snelheid van het licht, de snelheid van de laserstraal die deze Cd aftast keren wij terug naar de wereld van het nu en terug naar het suizende bloed in het raamwerk van onszelf. En wij, wij zijn veranderd voor altijd. Wij koesteren die opdracht en dragen haar voort naar de toekomst. De opdracht ontvangen van de zon, de maan en de eeuwig zwijgende kracht: O, Cananefaten*, draag en bewaar deze aarde, wees één met de wachtende zee, de montere wind, het rustende zand en de woedende regen.
* Germaans/Keltische stam in het huidige Holland
Mooie mensen in de nacht
Mooie mensen in de nacht, lange nachten vol confessies
Mooie mensen in de nacht, op de vlucht voor hun depressies
Mooie mensen in de nacht en hun hoge cocktailglazen
Maken kringen van het nat op het smoelwerk van de stad
Mooie mensen in de nacht
Zeg wat draag jij daar, een beeldschoon vestje
Alleen die kleur is raar, nee hoor ik pest je
Zie je dat meisje staan, die heeft haar haar gedaan
Met het verkeerde kleurtje
Ik zag Jan-Pieter pas, met een hele enge das
En een meer dan walgelijk geurtje
Mooie mensen in de nacht, lange nachten vol confessies
Mooie mensen in de nacht, op de vlucht voor hun depressies
Mooie mensen in de nacht en hun hoge cocktailglazen
Maken kringen van het nat op het smoelwerk van de stad
Mooie mensen in de nacht
Hee daar heb je Loet in een te geel truitje
Alleen zijn broek is goed, die kost een duitje
Zie je dat meisje staan met die chique kousen aan
Lijkt op het oog een leuke
Maar ga niet naar haar toe ze maakt je dodelijk moe
Ze wil alleen maar neuken
Mooie mensen in de nacht, lege nachten vol pretentie
Mooie mensen in de nacht, loze praat zonder intenties
Mooie mensen in de nacht, met hun slappe zijkverhalen
Het cafe zit overvol, toch klinkt de ruimte hol
Mooie mensen in de nacht.