MÖRING, Marcel
Het grote verlangen
…..
Ik kwam uit een jeugd vol onzekerheden, had mij in de zuiging die mijn broer veroorzaakte naar de volwassenheid laten slepen en wachtte, daar aangekomen, tot het leven zou beginnen, in de veronderstelling dat iedereen een moment kende waarop de chaos en onzekerheid verdwenen en het stof neerdaalde.
Ik stond voor het raam en keek naar de schuifpuzzel van auto’s. Het leven is niet begonnen, dacht ik, het wordt nooit rustig en helder. Dit is Plato’s grot. Ik kijk naar de schaduwen die over de rotswand trekken.
Voor iemand die heeft geleerd niet op zijn geheugen te vertrouwen, die zijn eigen verleden niet kent en dus is aangewezen op de verhalen die zijn zuster en zijn broer vertellen, is dat een schokkende ontdekking.
…..
O de oneindigheid van God de Vader, o het grenzeloze geluk van de mens, die het gegeven is te kiezen en te zijn wat hij begeert te zijn. De dieren des velds nemen uit hun moeders schoot, vanaf hun geboorte, alles mee wat zij ooit kunnen worden. Zij die de hemelen bevolken zijn, vanaf het begin der tijden, of vlak daarna, alles wat zij tot in de eeuwigheid zullen zijn. Maar de mens is geboren met in hem, gegeven door God, het zaad waaruit welk wezen der schepping dan ook kan voortkomen. Dus welk zaad hij ooit tot bloei wenst te brengen, dat zal groeien en vrucht dragen. Als hij verkiest een puur vegetatief bestaan te leiden, dan zal zijn leven niet meer betekenis hebben dan dat van het gras in het veld. Als hij besluit zich te verliezen in zinnelijkheid, dan kan hij als een lid van het dierenrijk worden. Als hij de weg van het begrip zoekt, dan kan hij aan zijn ruwe natuur ontsnappen en op de hemelse zaken gericht worden. Als hij een echte minnaar van kennis wordt, dan is hij als een engel en een kind van God. Maar als geen vorm van afzonderlijk en individueel bestaan in staat is zijn ziel te huisvesten, dan wordt hij, het werkelijke hart van zijn ziel, één gemaakt met de Heilige Geest, in het mysterie van de eenheid Gods, die het middelpunt van alles is en voor alles was.
…..
‘Dus volgens jou is ons leven niets anders dan het huis van de jeugd verlaten en reizen, en dat doen we dan omdat we nieuwsgierig zijn naar het andere, of naar een ander mens?’
‘Niet nieuwsgierig,’ zei hij. Hij kwam door het donker op mij af. Zijn massieve silhouet veranderde langzaam in een figuur met menselijke trekken. ‘Verlangen. Het gaat om een diep, onontkoombaar verlangen. Uiteindelijk gaat het daarom: verlangen naar de ander, het andere, naar vroeger, naar vader en moeder, naar geweld of seks, maar dat is hetzelfde als vader en moeder, naar eten, naar slaap. Het is geen primaire drift, zoals honger, het is iets spiritueels. Als puntje bij paaltje komt is het de wens om de rust te vinden die je kwijt bent geraakt toen je het huis uit moest en aan de odyssee begon.
…..