ANONIEM – Wachtendonckse Psalmen (9 e – 10 e eeuw)



Psalm 18:2-10


Oud-Nederlandse versie


Himila tellunt guolikheide godes ind werk hando sînro furkundit festi

Dag dages ût ropizot wort in naht nahti tunit wîstuom

Ne sînt spraken noh wort thero ne werthin gihôrda stemmen iro

An allero erthon fuor lût iro ind an endion ringis erthon wort iro

An sunnun satta selitha sîna in hê also brûdegomo orthgangande fan betekameren sînro Mendida also wrisil te louponi weh fan hoôn himili ûtganc sîn.

In withirlôp sîn untes te hôi sînro noh ne ist the sig geberge van hitte sînro

Ewa godes unbewullan bekêrund sêlun :urkuntscap godes getrûui wîsuom farlîendi luzzilon

Rehnussi godes retha geblîthande herta gebot godes scîeri irliohtende ôgun.

Fortha druften heilig uolwonende an werildi werildis: duoma druften giwâri rehtlika an sig selvon



De hemelen verkondigen de heerlijkheid van God en het firmament verkondigt de werken van zijn handen.

De dag spuwt het woord uit tot de dag en de nacht toont kennis aan de nacht.

Er zijn geen uitingen of woorden waarin hun stemmen niet gehoord worden.

Over de hele aarde ging hun geluid en tot aan de einden van de omtrek van de aarde hun woorden

In de zon plaatste hij zijn tent en hij (is) als een bruidegom die uit zijn slaapkamer komt.

Hij verheugde zich als een held op weg te gaan, vanuit de hoge hemel ging hij weg

en zijn omloop gaat tot aan zijn hoogste punt en er is niemand die zich kan bergen voor zijn hitte.

De wet van God is onbevlekt, bekerend de zielen; de getuigenis van God is betrouwbaar, wijsheid verlenend aan de eenvoudigen.

De oordelen van God zijn juist, de harten verblijdend; het gebod van God is zuiver, verlichtend de ogen.

Het ontzag voor de Heer is heilig, voortbestaand van geslacht op geslacht; de oordelen van de Heer zijn waarachtig, rechtvaardig op zichzelf


(Bewerking naar het NL : Z. DE MEESTER)



- Psalm 55


Oud-Nederlandse versie


Ginathi mi got uuanda trat mi man, allan dag anafethonde uuitonoda mi.

Tradun mi fiunda mine allan dag, uuanda manage fehtinda angegin mi.

Fan hoi dagis fortin sal ik, ic geuuisso an thi sal gitruon.

An gode sal ik Louan uuort min an gode gitruoda ic, ni sal ic fortan uuad duo mi fleisc.

Allin dag uuort mina faruuieton angegin mi, alla gerhahti iro an uuele.

Vuunun solun in bergin sulun sig, sia fersna min beuuarun sulun.

Also tholendun sela mina, fur nieuuehte behaldona saltu duon sia an abulge folc te brecan saltu.

Got lif min cundida thi, thu sattos trani mina an geginuuirdi thinro.

Also in an geheite thinro, than bekeron sulun fiunda mine behaluo. Jn so uuilikin daga ic Ruopen, ecco becanda uuanda got min bist.

An gode sal ik Louan uuort, an herro sal ik Louan uuort an gode gitruoda ik ne sal ik fortan uuad duo mi man.

An mi sing got geheita thinro, thia ik sal geuan Louis thi.

Vuanda thu generedos sela mina fan dode, in fuoti mine fan glideri, that ic like fore gode an Liohte Libendero.



Wees me genadig God, want de mensen vertraden me, heelder dagen pijnigden ze me geweldig.

Mijn vijanden vertraden me heelder dagen, want menigeen bestreed me.

Vanaf vandaag zal ik vrezen, zal ik U gewis vertrouwen.

Met woorden zal ik God loven, op God vertrouwde ik, noch vrezen wat mijn vlees doet.

Elke dag worden mijn woorden me aangewreven, al hun gedachten zijn ten kwade gericht.

Me bewonen en bergen zullen zij zich, zij zullen mijn verzen bewaren.

Zoals zij mijn ziel als een niets duldden, zult Gij ze behouden, verbolgen zult Gij me op ‘t volk wreken.

God, ik verhaalde U mijn leven, Gij waart aanwezig bij mijn tranen.

Zoals Gij beloofde, zullen mijn vijanden zich van me afkeren. Op welke dag ik u ook aanriep, zie, ik wist het, want Gij zijt mijn God.

Met woorden zal ik God loven, met woorden zal ik de Heer loven, God vertrouwde ik, ik zal niet vrezen wat de mensen me zullen aandoen.

Uw beloften, God, zijn in mij, ik zal U met mijn lof vergelden.

Want Gij verloste mijn ziel van de dood, ik wankelde niet zodat ik God moge behagen in het licht der levenden.


(Bewerking naar het NL: Z. DE MEESTER)