HANNELORE, Robin
I N T – P ET R U S – E N – P A U L U S – K E R K
(verdrietig sonnet)
Fort dat ooit het dorp behoedde,
middelpunt van geboorte, dood en gebod,
asiel toen de godsdienstoorlogen woedden,
nu nog buitenverblijf in de Kempen van God.
Sluis van gelovigen die kwamen en gingen
en hun armoede vergrootten voor een goed doel.
In de glasramen kon de zon zo barok zingen
In Paradisium en Te Deum, uitersten van gevoel.
Maria heet ze, de klok die zevenhonderd jaar
over Pulle jubelde en schreide
en de bange mensen bij elkaar
hield van de Molenbeek tot op de heide.
Maar de kerk is nu een geklasseerd monument.
Adieu kerkuilen. De spoken vieren het laatste sacrament.
Ach, aan verdriet geraakt geen mens gewend.
Letteronkunde
De vlegel van het heimwee slaat door mijn vlees
,
Mijn handen zijn vijzels vol dromen.
Wat ik van de geheimschrijver in mij lees
Voedt steeds hetzelfde omen.
En dat ik een huurling van het woord moet zijn
Met duizend kernen waarin letters kringen.
De dichter is de atoomgeleerde van de pijn.
Ach, kon hij maar zonder woorden zingen.
Wij kunnen geen broeders zijn in dit leven
Maar door de jaargetijden van het lot
Worden wij in eenzelfde letter gedreven
Die een o-vorm heeft en voorkomt in God.
Interpellatie
Hoe moet ik mijn kinderen leren leven
In een wereld van weerhanen, windbloemen, vuur ,
Tussen weergal en wraakcultuur ,
Vleierij en haat van uur op uur?
Hoe moet ik mijn kinderen leren leven
In een vierentwintigurenmaat van leugen
Op deze donkere galei van slavendrijvers
Wier zweepslagen brandtakken zijn van mijn geheugen?
Hoe moet ik mijn kinderen leren leven
In een eredienst van elke god verstoken
Met ingesneeuwde en doodgevroren dromen
Onder een orkestrion van oude spoken?
Hoe moet ik mijn kinderen leren leven
Ik die alleen met droefheid kan spelen
Op het ijle spectrum van de honger
En zo soms wat geluk kan stelen?
Hoe moet ik mijn kinderen leren leven?
Weet de duivel soms hoe dit moet?
Ik wil daar mijn ziel in pand voor geven ,
Ik wil zulk pact tekenen met mijn bloed.
Gedicht om met een krop in de keel voor te dragen op de roepsteen voor de kerk in een Kempens dorp
Moeder is dit de tijd van de frambozen
De aalbessen of de suikerappels
Moet de ligusterhaag geknipt worden
En vallen de gele pruimen al af
Of teisterde de blauwe vleesvlieg de ham
Hoe was het goed toen wij het jaar
Zo indeelden naar de kleur van onze lippen
De geur van onze vingers
Al duurde de tijd van de mispels lang
En ook die van de gespikkelde guldelingen
Mijn broer herinner je je het pimpelmeesje
Dat aan de vliegenvanger kleefde
De goudbaarsjes in de sloot hoe we ze vingen
Met een veiligheidsspeld om enkele dagen van ons te zijn
In een dikke weckbokaal op de naaimachine
Hoe was het goed toen wij gezond waren als vissen
En sliepen als otters
Dank zij of ondanks de kietelende pluim met jodiumtinctuur
De warme melk met rum
De levertraan en de leliënolie
Ach je vraagt je af waarom schrijft hij gedichten
Je kent toch het onbeschreven blad van het ven
En plotseling beginnen met waaiende vinnen
De zeelten zich te schuren tegen lissen en plompen
Het geheim van kuit en hom in stokoude maanzieke woorden.