CRUL, Cornelis


Zonne, mane en ‘t firmament

Z onne, mane en ‘t firmament,

Looft hem, gij sterren en alle planeten;

Bliksem, donder, uit de wolken gezend,

Doen ons de mogendheid des Heren weten.

‘t Licht, duisternissen, alle hoge secreten,

Regen, wind, dauw, mist, hagel, sneeuw, ijs,

Bergen, dalen, d’afgronden onmeten,

Vier, water, lucht, aarde geeft lof en prijs;

Kruiden, vruchten, elke boom of rijs,

Alle metalen, gemmen, hoe vaste gestaakt,

Loven, danken en maken ons wijs

Hoger scheppers werk, welk niemand en laakt,

Want zijn handen hebben dit al gemaakt.

(Bewerking: Z. De Meester)


Mond toe, beurs toe

…..
O Geld, Geld, oud beminlijk venijn,

Ja bederfnis van ‘t menslijk geslacht

…..
‘t Is een ijzeren tijd, alzo men zien mag,

Nergens en is men vrij in enige stede


Gij ziet wel, daar en is nergens geen trouwe:

D’ een vriend wordt van de anderen beklaagd;

‘t Wijf tegen de Man, de Man tegen de Vrouwe,

De Vader tegen ‘t kind nu vijandschap draagt

En ‘t' kind zijn vader voor t' gericht daagt
…..
Men weet niet waar men secours zal zoeken,

Alle plaatsen zijn onvrij, en ‘t geheel suspect...

‘t Wordt al verstaan, waar gij ‘t vertrekt,

De zwaluwen zijn onder uw dak gekropen.
…..
(Bewerking: Z. De Meester)


Compt, helpt mij, Heere

Komt, helpt mij, Here, of ‘t herte berst

Overmids de benauwdheid, die ik gedoge.

Recht lig ik, als tussen twee stenen geperst,

Niet wetende werwaarts dat ik mij poge

En keert mij niet u goddelijk oge,

Helaas, ik moet in der hellen beneden.

Ik zie mijn vijanden geklommen hoge,

Zij zullen mij onder hun voeten treden;

Katijvelijk kwellen zij alle mijn leden.

Ras, Here, helpt mij, ‘t is meer dan tijd.

Vecht tegen mijn strijders ten dage van heden;

Laat mij niet langer in dit verwijt.

Salveert mij, want gij de verlosser zijt.

(Bewerking: Z. DE MEESTER)