Gerard FIERET



…..
In feite ben ik de schrijver van het zuivere beeld.

…..


wolven


wolven overal wolven,

de rovers van mijn letters,

leeg honk leeg bed,

lege wind, de deur hangt

scheef in haar hengsels


Ik vind haar een ster,

kleiner dan het beginsel op

mijn hand.


Maar het ondergraven honk.


De dorpel beweegt, de vloer

is opgehoogd,

het water is als het moederwater.


er is geen onder en boven meer,

ik ben een stupa in de tijd.



roest vreet in mijn denken


Roest vreet in mijn denken

in de mantel duizend maal

rond mij geslagen

berijd ik mijn paard

door eeuwige steppen


soms ben ik een berg

of vogel en bezie ik mijn

paard met het oog van

miniature



ik kan niet lachen


Ik kan niet lachen

want dan valt mijn gebit

er uit

Ik kan niet krabbelen

want dan valt mijn hoofd

er af

Ik kan niet huilen want

Ik ben veels te droog


zet een woord


zet een woord

tussen woorden


geef haar voeten

ze ontkomen het

duister


en de wind van de

vrijheid steekt op



een exempel poëzie conkrete


Het kaf is wat overbleef

proces van omgekeerd karnen

verbale onmacht

de regressieve façade

waar het oog nog keurend

in verwijlt

het is de afzetplaats

voor nieuwe poëzie

de noodzaak tot sublimatie