DE LAET, Jan
Onze Oud’ren waren groot!
Onze Oud’ren waren groot ! En wij?
Wat zijn wij heden?
Een moed’loos volk, dat steeds door
vreemde voet vertreden
Zijn leeuwenhals gedwee en sidderend nederbukt …
Drinklied
Makkers, schenkt de kelken vol,
Vol tot aan de rand!
Heden wil ik vroljik zijn!
Heden sisse en schuim' de wijn!
'k Heb de smart vermand!
Makkers schenkt de kelken vol,
Vol tot aan de boord!
Heden klinken lied en lach!
Van mijn lief sinds jaar en dag
Heb ik niets gehoord!
Makkers, schenkt de kelken vol,
Vol tot boven toe!
Heden ken ik wee noch druk!
'k Wens het liefke veel geluk,
Al is 't kind mij moê!
Makkers schenkt de kelken vol,
Vol tot aan de zoom!
Heden sisse en schuim' de wijn!
Heden wil ik vrolijk zijn!...
't Leven is een droom!
Zwarte Leeuw
Ziet gij de zwarte leeuw niet rijzen,
Zo fier op ’t trotse gouden veld?
Ziet gij zijn forse reuzenklauwen,
Waarvan één slag de vijand velt;
Ziet gij zijn bloedige ogen gloeien,
Beschouwt zijn maan zo breed verward? –
Die leeuw is onze Leeuw van Vlaandren
Die rustend nog de wereld tart!
Hij sloeg zijn klauwen op het Oosten
En ’t Oosterheir vlood siddrend heen,
Zijn blik vernielde d’halve manen
Van d’ongetemde Saraceen.
Dan toog hij weder naar het Westen
En schonk, hun dapperheid loon,
Aan d’onversaagdste zijner zonen
Een konings- of een keizerstroon.
Hij sluimert nu. – Der Walen koning
Beknel’ hem vrij in ijzren band,
Hij sture vrij zijn roversbenden
Tot op der leeuwen Vaderland…
Want zo de leeuw ontwaakt, – gij roovren!
Wordt ge allen door zijn klauw verscheurd,
Dan wordt uw trotse witte lelie
Door hem met bloed en slijk besmeurd.