DE PELSENEER, Reine
Vaarwater
Nauwelijks merkbaar gaat alles hier bergaf
zoals de vliet die sloom het veld doorvloeit.
Dit loos gekabbel maakt mij stil
en stom. Als ik nog langer wacht
droogt elk verlangen talmend op.
Ik wil een snelle stroom, ik wil
een roes die raast, een bruisend spel
dat om een speler vraagt, een stem, een hand.
Ik wil een ander land.
Doler
Ooit een reiziger, nu een man
aan de vaat. Het sop verdroogt
zijn handen tot ze schraler zijn.
Intussen breit zijn vrouw
tegen de klok. Zolang ze tikt
blijft zij nog op.
In bed liggen de lakens vlak. Hij draait
zich zoekend op zijn zij en luistert
naar sirenen in de nacht.