TOP, Kamiel


Werkmanskind

Jij bent geboren op een avond, kind,

geboren onder ‘t ruisen van de bomen

er woei een zachte, zwoele zomerwind,

die als gezant der verten scheen gekomen.

Het was een avond als er vele zijn,

jouw komst werd niet verkondigd in de bladen;

er was alleen, in plaats van koffie, wijn,

en nieuwe luiers in de oude laden. …

Je deed je moeder leed voor de eerste maal,

en las voor 't eerst vergeven in haar ogen,

van liefde glanzend. O, die ogentaal,

die oude taal, die nimmer heeft gelogen!

Jij bent geboren op een avond, kind...,

er was voor jou geen loeien van sirenen:

er was alleen het ruisen van de wind,

en in dat ruisen ook jouw eerste wenen.

Je vader dronk content een extra-pint,

en is beschonken weer naar huis gekomen.

Je bent geboren op een avond, kind,

en had als deel het zingen van de bomen.