VOS, Marie W.
De Landman
De zon zinkt aan de rand der weiden
En steekt een verre hoeve in brand.
Het lage stroombed glanst als zijde
Vlak uitgebreid in 't vlakke land.
Op 't luien van de avond tijgen
De landlui langzaam binnen in stee.
De blikken wijd van 't groene zwijgen
De geur van de aarde golft hun mee.
De smalle straat in de avondklaarte
Bebonkt hun toonloos klompgeklos.
Het land ging mee in al zijn zwaarte
En hangt aan hen en laat niet los.