GOSWIN, Rob
UITDAGING
In dit huis van braambessen bewaart een vrouw
Het zegel van de schaamte. Na jaren kent niemand
De geheimen van de kelders. In gordijnen fluistert
De minnaar zijn kristallen hijgen:
Als in de tuin de mist optrekt zal ik in je
Hameren als een specht. De grassen van je schoot
Zal ik maaien en bemesten. Ik breng je vuur voor
Koude winters. Wat bedreven wordt is eeuwig.
Maar de scharnieren scherpen zich en vragen
Meer: dit is geen gesloten huis. De open holte
Over het gazon is wit van hitte. Steunend op
Eén arm huist in haar heuvels een leger.
Zo wordt zij beslapen. En de noot in de iris
Van haar Venusoog verlangt. Slechts met mondjes
Maat stamelt de minnaar zijn einde in haar hese
Stemspleet. Wat open is kan praten:
In de tuin ligt een wulpse vrouw, oorlog biedt
Zij aan wie haar bestijgen wil. In elke nederlaag
Daagt zij de winnaar uit. Geen krijger verlaat
Haar veld met opgeheven hoofd. Alles hangt neer.