VAN BASTELAERE, Dirk


Pornschlegel
…..
‘Wie zag me op een hagelwitte scooter

Rijden door de donderdag? De zon stond hoog.

Het gras bleekte tot hooi bijna onder zijn licht.

Ik had geen schaduw op het middaguur,

Misschien omdat ik snel bewoog, maar dat moment

Was kort van duur. Het leek mij niet gegund.

Het bladgroen blikkerde. Het asfalt glom

Voorwereldlijk. ….
…..
Een jonge vrouw op rooie hakken maakte

Zich los uit de schaduw van huizen. Haar

Levendigheid in deze slaapstad een dissonant.

Haar nootbruine dijen raakten het licht. Zij kruiste

De straat. Wendde, halverwege, zich naar me toe.

Keek als een kat in koplamplicht. …..…..
…..
Een oude man, in hemdsmouwen, sjokt over het trottoir

Als een versleten ridder zijn dwaallicht achterna.
Pornschlegel loopt langs bars, cafés, jongens in leer,

Hij denkt: ‘Wie lust mij tegenwerken?’ Hij raakt

In straten waar rood neon, blauw neon brandt. Plots

En hij kijkt terzijde – meent hij het meisje van

Die middag te herkennen. Azuren pumps en bruine

Dijen, waarlangs haar vingers glijden. Haar natte

Tong doet een belofte. …..
…..