WOLFF, Betje & DEKEN, Aagje



Sara Burgerhart

…..
Hij. Wat, ga je nu opeens lastig doen? dan bedrieg je jezelf; want (en hij zwoer een dure eed,) het is mij ernst; ik bemin je: je zult de mijne zijn; hij kwam opnieuw op mij af)

Ik. Blijf rustig! U vergist zich, zie ik, in mij: als u van mij zou houden, zou u me niet zo kunnen vernederen: laat me gaan, ik wil hier niet langer blijven.

Hij . Laat me gaan; ik wil hier niet langer blijven! o, zo spreekt men niet tegen een man zoals ik en dat op zijn eigen buitenplaats. (Ik werd zo bleek als mijn linnen.) Luister eens meisje, al die grote gevoelens van mij moet je niet zo letterlijk nemen. Niettemin, je bent nu nog aantrekkelijker nu je zo'n fraai rolletje speelt. Kom mijn Saartje, laten we gelukkig zijn; de tijd is kostelijk als je tenminste dwaas genoeg bent om naar huis terug te willen gaan. Mijn koets staat in ieder geval al buiten, de paarden staan met de leidsels opgeknoopt op stal en binnen een paar uur zijn we ver van hier, want ik waag er mijn beste harddraver aan. (Hij wilde mij opnieuw kussen.)

Ik. Schelm! Deugniet! Judas!

Hij. Alles wat je maar wilt, mijn engeltje, als je me maar gelukkig maakt. (Hoe ik me voelde, kunt u enigszins begrijpen, maar ik hield mij groot.)

Ik . Ik ben, zie ik, in uw macht; maar voordat ik toegeef aan uw afschuwelijke bedoelingen, zal ik het uiterste wagen; ik zal lawaai maken als u de deur niet open doet.

Hij. Ik doe geen deur open en of je lawaai maakt of niet, het zal niet helpen; niemand hoort je. Kom, je hebt je genoeg verweerd. Zelden heb ik zo veel werk gehad aan mijn lieverdjes. Je hebt gestreden voor je hersenschim; die lof geef ik je; maar nu eis ik je overgave. (Ik werd woedend en stond door alle sterke emoties op het punt om flauw te vallen, maar de angst gaf me krachten. Ik wilde een raam openschuiven.)

Hij. Nee kindje, daar is aan gedacht; ik hou om de dood niet van burengerucht. (Hij werd, dacht ik, kwaadaardig vanwege de teleurstelling! o mijn vriendinnen, heb ik mezelf dan iets te verwijten, gaf ik aanleiding; niet toch, voor zover ik weet?)

Hij. Ziezo, het wordt mooi laat; nu, ik heb zeer goed onderdak voor je en ik hoop dat we de tijd aangenaam zullen verdrijven.

Ik. Laat me gaan. Het is nog niet te laat om in de stad te komen. (Hij lachte.)

Hij. Zie je me voor zo een verd.... gek aan, dat ik, als ik een prooi onder mijn bereik heb, die weg zal laten vliegen?

…..
Zij werd geholpen door haar hottentot van een meid, die mij dorst te zeggen, dat zij ook danig ontsticht was. Mét wordt er gebeld. Brecht, die volmaakt een zog van een bollebuisjeswijf gelijkt, waggelde naar voor, en tante gaf mij een verbruide oorveeg, omdat ik bleef spelen. ‘Juffrouw, daar is broeder Benjamin.’ Daar kwam broeder, een luie zuipzak van een kerel, in een paarse japon.

…..