WALVISCH, Mickey
Superieur
Met kleine handen trillend shaggies draaiend,
Het dik postuur in sjofele textiel,
Bekijkt hij koel vanachter brilleglazen,
De lieden in het café waar hij niet komen hoeft,
Maar dagelijks vertoeft.
Hij is niet eenzaam,
Hoort medelevend de geknakten aan:
‘Ach ja, hoe zo dan?’
Hij begrijpt hen allen,
Want hij is intellectueel.
Maar in haar armen is hij impotent,
Want liefde, daar blijf je niet buiten.
Geen enkele theorie schiet hem te hulp
En oog in oog wordt hij een amateur.
Maar zonder liefde is hij:
SUPERIEUR
Lauwe thee
Hoewel ik zeker weet dat je nooit flippert,
Behandel je mijn lichaam als zo’n automaat.
Speels efficiënt werk je het programma af,
Een waar natuurtalent:
Druk op de knop,
Ruk aan de tepel,
Schoudergeschud,
Ritmische roffel op de bilpartij.
Je spuit: al weer te vroeg.
Zijn ’t echte muntjes deze keer?
Een grondige behandeling, da’s waar.
Toch zeurderig protest van Vrouwe Vagina:
Zij voelt zich thee, gezet met water,
Dat net niet heeft gekookt.
Noodlot
Hoe lang nog kun je mij ontkennen,
Verankerd als ik ben ik jou,
Tot in je ziel, niet uit te roeien.
Een andere vrouw verdoezelt nog mijn beeltenis,
Maar met de tijd zal het gemis
Je bijna scheuren van verdriet
En willoos zul je bij me komen,
Geprogrammeerd, niets aan te doen.
Ik zal je binnen laten
En eindelijk weer kunnen slapen,
Zonder te dromen dat ik je mis.
Kiezen
Nee schat, het graf wil ik niet met je delen.
Ik heb je begeleid tot aan de rand,
Maar het gat was me te duister
En het leven me te lief.
Ploeter je traject maar af,
Paffend, zuipend, keuzeloos,
Tot je crepeert,
Barstend van gelijk.
Ik kies voor dollen, darren, sieren,
Tot mijn allerlaatste knipoog
En zelfs voor de fatale coma,
Lach ik nog éénmaal om het leven:
't Was quatsch,
Maar toch de moeite waard.