GERRITSEN, Liselore
Als De Nacht Voorbij Is
Eigenlijk kan ik pas gaan slapen als de nacht voorbij is
Als de stad, waarin ik leef, van zwarte schaduw vrij is
De dag heeft een open kindergezicht
Waanzinnig hoopvol is het licht
En ongekend de overmoed
Die zich een weg baant door mijn bloed
Ik voel mij onuitsprekelijk goed als de nacht voorbij is
En de stad waarin ik leef toch niet meer van mij is.
Eigenlijk kan ik pas gaan slapen in de allervroegste morgen
Als de stad waarin ik leef niet meer is verborgen
Kan ik rustig ademhalen
En bij de eerste zonnestralen
Tussen twee laatste slokken door
Gaapt ook God van oor tot oor
Want het leven gaat gewoon weer door als de nacht voorbij is
En de stad waarin ik leef van zwarte schaduw vrij is.
En als ik, zoals iedereen, op een goeie dag zal doodgaan
Hoop ik dat dat is op het uur dat de andere mensen opstaan
Ik doe zoals altijd m'n ogen dicht
In het allervroegste morgenlicht
En met mijn mooiste kleren aan
Ga ik van mijn stad vandaan
Ik zal mijn langste nacht in gaan als de nacht voorbij is
En het leven dat ik heb ineens niet meer van mij is.
Foutje gevonden? Help ons verbeteren door een correctie in te sturen
Sta even stil
Sta even stil
Draai je niet om
En kijk ook niet vooruit
Tel de seconden
Niet de uren
Adem in en uit
Sta even stil
En leg je armen
Langs je eigen lijf
Voel je voeten
Op de aarde
Want dit is je verblijf
Sta even stil
En weet het weer
Leg het nooit iemand uit
Aan liefde
Is niets uit te leggen
Adem haar in en uit
Als ze als kind
Als ze als kind niet altijd zo stil had hoeven zijn
Had ze vandaag misschien het hoogste lied gezongen
Als ze als kind niet altijd zo alleen was geweest
Had ze vandaag misschien allang iemand gevonden
Als ze als kind niet altijd zo bang had hoeven zijn
Had ze vandaag misschien van iemand durven houden
Als ze als kind niet altijd zo'n puinhoop had gezien
Had ze vandaag misschien kastelen kunnen bouwen
Als ze als kind de warmte van de zomer had gekend
Was ze die warmte in haar winter nooit verloren
Als ze als kind de warmte van een nest had gekend
Had het haar hele leven lang niet zo gevroren
Als ze als kind niet al zo oud had hoeven zijn
Had ze vandaag nog een kinderlied gezongen
Als ze als kind gewoon een kind had kunnen zijn
Was ze vandaag als een kind opnieuw begonnen
Wie
wie heeft de zon uit je gezicht gehaald
wie heeft het licht in jou gedoofd
wie heeft je rooie wangen bleek gemaakt
wie joeg de dromen uit je hoofd
wie brak jouw kleine hart
kleurde je ogen zwart
wie is niet nagekomen wat hij heeft beloofd
wie heeft het lachen in je keel gesmoord
heeft je vuisten zo gebald
wie heeft dat onbevangen kind vermoord
dat altijd opstaat als het valt
wie boog jouw rechte rug
trapte je speelgoed stuk
wie brak je vleugels in de vreugde van hun vlucht
wie is er zo aan jou voorbijgegaan
wie verraadt hier jouw geloof
wie houdt zich voor het kraaien van de haan
na de derde keer nog doof
wie is het die vergat
dat jij de toekomst had
wie heeft jou net als ik te weinig lief gehad
De klokken van Kockengen
Je bracht me naar de polder, naar de wolken, de zon
Naar de dotters en de reigers
En ik keerde niet om
En de westenwind blies
Over winst en verlies
Blies de tranen in m'n ogen
Om ze daarna weer te drogen
Bracht de klokken van Kockengen in beweging voor jou
En de kikkers van Portengen kwaakten voor jou
En het riet boog zich neer in wind en in weer
In een buiging, in een buiging voor jou
Je bracht me naar de polder, naar de eenden, het gras
Naar de lelies en de vissen
En ik wist waar ik was
En de westenwind blies
Over winst en verlies
Blies me in je open armen
Om me daar weer te verwarmen
Bracht de klokken van Kockengen in beweging voor jou
En de kikkers van Portengen kwaakten voor jou
En het riet boog zich neer in wind en in weer
In een buiging, in een buiging voor jou
Je vond een plek voor ons twee tussen vroeger en later
Waar de avondzon rood is in het donkere water
Een zwaluw stijgt op en de wind legt zich neer
En al regent het morgen, het is morgen mooi weer
Want zolang de klokken van Kockengen luiden voor jou
En de kikkers van Portengen kwaken voor jou
Het riet zich voor je neerbuigt in wind en in weer
Hoef ik niets meer, hoef ik niets meer, niets
Anna
Anna lachte bloemen uit de grond
Anna, die zong vlinders uit haar mond
Anna, die kon van mijn haar mooie vlechten maken
Die links en rechts en zonder angst in de wereld staken
Ze heeft mijn jurken stijf gesteven
Heeft mijn knieën schoon geboend
Kouwe handen warm gewreven
Blauwe plekken weg gezoend
Met Anna, op mijn kleine klompen, hand in hand op pad
Nooit meer bang voor boze wolven
Omdat ik Anna had.
Anna, toe, vertel nog wat
Anna, ga niet weg
Anna, als ik jou niet had
En als ik je nou zeg
Dat daarachter in de hoek
Vlak bij het gordijn
In het donker altijd iets beweegt
Waarvoor ik bang moet zijn
Anna, leg je dikke armen om mijn kinderlijf
Anna, toe, vertel nog wat
Toe nou Anna, blijf.
Anna lachte bloemen uit de grond
Anna, die zong vlinders uit haar mond
Wat Anna's boerenblauwe ogen in het donker zagen
Dat waren de verhalen waar kinderen om vragen
Waar ze zoet door slapen gaan
Waardoor het spook verdwijnt
De engelen op wacht gaan staan
Totdat de zon weer schijnt
't Was Anna's boerenbonte liefde waar het hem in zat
Nooit meer bang voor boze wolven
Omdat ik Anna had.
Anna, die is weggegaan
Op een dag in mei
Met Gerrit Harmsen meegegaan
En het hielp niet of ik zei
Dat daarachter in de hoek
Vlak bij het gordijn
In het donker altijd iets bewoog
Waarvoor ik bang moest zijn
En ik weet het zeker, Anna, dat spook daarachter bij 't gordijn
Heeft jarenlang z'n kans afwachtend
Gerrit Harmsen moeten zijn.
Anna lachte bloemen uit de grond
Anna, die zong vlinders uit haar mond
Anna trouwde Gerrit Harmsen op een warme zomerdag
En ik moest kleine bloemen strooien en dacht
Dat iedereen het zag
Hoe ik ze alleen liet vallen
Met handenvol aan Anna's kant
Op een pad van kleine bloemen
Verdween ze uit mijn kinderland
En Gerrit, stijf gearmd met Anna, plechtig door het middenpad
Was nooit meer bang voor boze wolven
Omdat hij Anna had.
Anna lachte bloemen uit de grond
Anna, die zong vlinders uit haar mond
Anna, die kon van mijn haar mooie vlechten maken
Die links en rechts en zonder angst in de wereld staken
Anna...
Oktoberkind
oktobermaand, geboortemaand, je vruchten zijn geoogst
de zoete wijn is in het vat, het hout gekloofd
dat is waarom een oktoberkind van kinds af aan voldaan is
omdat voor zijn gevoel het werk gedaan is
oktoberzon, geboortezon, de zon die ik verdien
want of hij op- of ondergaat is niet te zien
dat is waarom een oktoberkind net als oktoberbomen
de hele dag het liefste zit te dromen
oktoberstorm, geboortestorm, je hebt mijn bed gespreid
je joeg de wolken uit elkaar en net op tijd
heb jij de bomen zo geschud, dat zij hun blad verloren
en in dat gouden bed ben ik geboren
oktoberdag, geboortedag, als ik geweten had
dat ik nooit meer zo goed slapen zou als in dat bed van blad
was ik vanaf die eerste dag m'n hele lange leven
met een glas rooie wijn in bed gebleven
oktoberkind, oktoberkind, opdat jij niet vergeet
de allerlaatste zoete braam is de eerste die jij eet
een laatste warme zonnestraal verwarmt jouw eerste dag
en een laatste zwaluw die vertrekt is de eerste die jij zag
dat is waarom een oktoberkind niet gelooft in laatste dingen
't zal een herfstdag als een lentedag bezingen